Beoefenaren in westerse zensangha’s zijn niet in staat tot de belastende geestelijke capriolen die voor zenmonniken in een kloosteromgeving met continu verblijf mogelijk waren. In een vereenvoudigde zenbeoefening is er geen plaats voor een flirt met een overtrokken vorm van contemplatie. Hooguit kan er hier worden geëxperimenteerd met een zenervaring op een wijze die past bij een tijd waarin onthaasting even belangrijk is als ons functioneren als goed geïntegreerde, individuele leden van de maatschappij. De tijd is verdergegaan en wij staan dichter bij andere bronnen van verlichting uit onze eigen cultuur dan bij de cultuur waarin het zenboeddhisme is ontstaan. Zou dit niet een beter uitgangspunt zijn dan proberen geforceerd de wijsheid van een vreemd verleden te repliceren?