“Mijn dochter heeft zes van de tien sommen goed gemaakt. Wat is dat voor idioterie dat iedereen van u per se een tien moet halen om voor een rekentoets te slagen? Zolang ze van u geen tien heeft gekregen voor rekenen, kan ze bepaalde punten niet laten aftekenen, en zolang…” De beste man komt bijna niet meer uit zijn woorden. Hij komt duidelijk oprecht op voor de belangen van zijn dochter, en staat voor Menno ’s bureau te briesen als een getergde stier. Menno heeft hem zojuist nul op het rekest gegeven. Hij zal géén handtekening zetten onder welke verklaring dan ook dat de dochter de rekentoets succesvol heeft afgerond.