De dauwdruppel glanst
– volkomen onbekommerd
waár zij zal vallen.
Nishiyama Sōin (1604/1605-1682)
Sōin richtte de Danrin-school voor haiku-poëzie op, waarvan de leden zich inzetten om haiku’s meer toegankelijk te maken voor “gewone” mensen. Dichters uit de Danrin-school schreven in een informele stijl, in tegenstelling tot wat men gewend was van bijvoorbeeld Bashō’s haiku’s.
Die informele stijl uit zich ook in de personificatie van de dauwdruppel, in deze haiku. Zij heeft menselijke eigenschappen: ze is onbekommerd waar ze zal vallen. Dat wekt, ook in deze prachtige vertaling van J. van Tooren, een gevoel op van zorgeloosheid. En omdat ze blijkbaar een vrouwelijke dauwdruppel is, zie ik haar voor me als een ondeugend meisje.
Een mooi glanzend druppeltje dat zich geen zorgen maakt over waar ze zal vallen. Misschien in een meertje, of nee, in een snelstromende beek. Dolle pret, al die druppeltjes die als in een achtbaan tussen rotsen en afgebroken takken door buitelen. Van de beek in een rivier, om uiteindelijk uit te vloeien in de grote oceaan. Dat geeft rust, een enorme watervlakte waar de glanzende dauwdruppel zich wonderbaarlijk thuisvoelt, tussen al die andere waterdruppels.
De zon verwarmt het wateroppervlak. Veel waterdruppeltjes verdampen en stijgen op om later als regen- of dauwdruppels opnieuw op het land terecht te komen. En dan begint het weer van voren af aan.
Een complete cyclus in één haiku. Ik weet natuurlijk niet zeker of dat de bedoeling was van de dichter Sōin, maar het geeft wel een mooi beeld. Gewoon door mijn gedachten over de haiku te laten dwalen.
Geef een reactie