De Eerste Kamer nam dinsdag met ruim 2/3 meerderheid een wet aan die het humanistisch en godsdienstig vormingsonderwijs structureel bekostigt. Volgens het Humanistisch Verbond enorm belangrijk voor de ontwikkeling van een levensbeschouwelijke identiteit. “Levensbeschouwing hoort in de klas en niet alleen achter de voordeur.”
Recent onderzoek toont aan dat één op de acht leraren kwesties als homoseksualiteit niet durft te bespreken. Ook aan islam, aanslagen en het populisme van Trump en Wilders waagt niet iedere docent zich. Het zijn onderwerpen die zich bevinden in het levensbeschouwelijke domein van het leven. Zaken die er gewoon bij zouden moeten horen, maar die docenten in verlegenheid brengen. Volgens het HV begrijpelijk, want het is hun deskundigheid niet per se. En die deskundigen zijn er wel. Het zijn de humanistische of godsdienstige vormingsonderwijzers, die opgeleid zijn om kinderen de eerste stappen te laten zetten op hun levensbeschouwelijke pad.
Veel directeuren in het onderwijs missen het lef om humanistisch of religieus vormingsonderwijs aan te bieden aan hun kinderen. Dat terwijl levensbeschouwelijke en religieuze pluriformiteit de raison d’être is van het openbaar onderwijs. Nu heeft de Eerste Kamer de wet aangenomen die na 100 jaar schoolstrijd de structurele bekostiging van dit vormingsonderwijs regelt.
“Het openbaar onderwijs in Nederland is niet neutraal in de zin van de Franse laïcité,” zegt Christa Compas, directeur van het Humanistisch Verbond. “De scheiding tussen kerk en staat betekent niet dat levensbeschouwing en religie buiten de school moeten worden gehouden. In artikel 23 van de Grondwet (het artikel dat het openbaar en het religieus onderwijs regelt) staat nu juist dat het openbaar onderwijs de plicht heeft om godsdiensten en levensbeschouwingen te eerbiedigen. De neutraliteit van het openbaar onderwijs betekent dat een openbare school géén partij mag kiezen voor een van de stromingen. Op een openbare school is ieder kind is welkom niet ongeacht zijn levensbeschouwing maar mét zijn levensbeschouwing.”
Er lijkt zo langzamerhand niets meer zo privé als je godsdienst of levensovertuiging. Maar hierdoor raken juffen en meesters vaak hopeloos in de knoop. Godsdienst of levensovertuiging zijn onderdeel van de identiteit van mensen en dus ook van kinderen. Compas: “Geef kinderen daarom de ruimte om hun eigen levensbeschouwelijke identiteit te ontwikkelen en te onderzoeken. En leer ze tegelijkertijd uit te vinden hoe je op een goede manier kritiek op elkaars religie en levensbeschouwing kunt hebben. Kortom maak ze er niet immuun voor, maar laat ze spelenderwijs ontdekken wat er in de wereld te koop is, ook op levensbeschouwelijke terrein. De vormingsonderwijzers zijn er klaar voor.”
P.Van Gorp zegt
Jezelf durven “blootgeven” als leerkracht maakt dat je zoveel échter voor de klas staat. Dit zorgt voor meer openheid en wederzijds respect.
Mijn leerlingen (bijzonder secundair onderwijs) weten dat ik mezelf boeddhist noem en weten op welke manier ik dat beleef. Het valt me op dat zij niet oordelen, maar eerder vanuit een open nieuwsgierigheid reageren.
Vooral mijn islamitische leerlingen lijken mijn bewuste keuze voor deze levensvisie wel te appreciëren.
Door zelf iets te vertellen, lok je verhalen uit en is geloven in iets of in niets allemaal bespreekbaar.
Ik heb echter alle begrip voor die leerkrachten die van nature minder open zijn in hun communicatie over hun eigen levensvisie. De tijd dat gelovig zijn nog “in” was, lijkt voorbij; gelovige mensen worden nu maar al te vaak afgeschilderd als oubollig of zelfs fundamentalistisch en extremistisch. Dit maakt open communicatie echter niet alleen moeilijker, maar ook misschien nog des te belangrijker!