Boeddhisten en burgers van de Mongoolse hoofdstad hebben gisteren een Indiase delegatie onder leiding van Justitieminister Kiren Rijiju welkom geheten toen zij op de luchthaven van Ulaanbaatar landden met wat genoemd wordt de heilige relikwieën van de Boeddha.
De vier relikwieën – bekend als de ‘Kapilavastu-relikwieën’ – bestaande uit botfragmenten die aan de Boeddha worden toegeschreven en worden beschouwd als een van de meest heilige relikwieën van het boeddhisme, zijn oorspronkelijk ondergebracht in een paviljoen van goud in het Nationaal Museum in Delhi. Ze werden in twee speciale kogelvrije kisten aan boord van een vliegtuig van de Indiase luchtmacht naar Mongolië gebracht.
Ze zullen gedurende 11 dagen worden tentoongesteld in de Batsagaan Tempel in het Gandan Tegchenling kloostercomplex in Ulaanbaatar. Normaal verblijven ze onder de hoede van het Nationaal Museum in Delhi, India en tijdens het 11-daagse bezoek aan Mongolië krijgen de relikwieën de status van ‘staatsgast’.
De relieken van de Boeddha, die na 29 jaar terugkeren naar Mongolië, worden beschouwd als een van de meest heilige relikwieën van het boeddhisme. In 2015 werden ze geklasseerd in de categorie ‘AA’ van antiquiteiten en kunstschatten, die gezien hun delicate aard niet uit India mogen worden meegenomen voor tentoonstellingen. Echter, op verzoek van de Mongoolse regering, heeft de regering een speciale uitzondering gemaakt en de expositie in Mongolië toegestaan.
Rijiju is in Mongolië voor de 11-daagse expositie van de relikwieën als onderdeel van de viering van de Mongoolse Boeddha Purnima die op 14 juni valt.