De Antwerpse huisarts en hoogleraar huisartsengeneeskunde aan de Universiteit van Antwerpen, Dirk Avonts loopt in het wetenschappelijk onderzoek tegen grenzen aan. Het boeddhisme biedt hem een tegenwicht. Daarin vindt hij de eenvoud en de rust, stelt daar geen vragen bij.
‘Behalve arts ben ik ook wetenschappelijk onderzoeker. Die twee zijn zeer aanvullend. Geneeskunde is al complex genoeg maar in het wetenschappelijk onderzoek raak ik de grenzen van onze huidige kennis. Wetenschap bedrijven vereist een vechtersmentaliteit, het gaat nooit over rozen. Hypotheses worden onderuit gehaald als er geen bewijs voor wordt geleverd, dat kan frustrerend zijn. Sommige collega’s haken daardoor finaal af. Het enige dat we weten is dat we het nooit zeker zullen weten. Dat is een spanningsveld. De boeddhistische houding is: kan dit ogenschijnlijke negatieve resultaat bijdragen om dichter bij de waarheid te komen. Wat is de waarde van deze mislukking? De kern van het boeddhisme, om dingen grondig te onderzoeken, sluit hierbij zeer nauw aan. Zij daagt je voortdurend uit om anders tegen zaken aan te kijken.’
‘In mijn vak krijg ik te maken met teleurstellingen en andermans onzekerheid. In het boeddhisme vind ik geen antwoord maar een manier om hiermee om te gaan. De eenvoud gewoon aanwezig te laten zijn, het perspectief dat daarin gegeven wordt, daar komt het voor mij op aan. Niets meer dan dat. Zo gauw het naar religie neigt en er chakra’s, wedergeboorte en dat soort zaken aan te pas komen, haak ik af. Ik vind het niet belangrijk of dit het laatste moment van dit leven is of het eerste van mijn volgende. Voor mij is het uitgangspunt; blijf bij wat je gewaar wordt. Bij wat je ziet en voelt en ga niet verder dan dat. Vandaar dat ik het theravadaboeddhisme beoefen, ik blijf graag bij de essentie, de eenvoud, het simpele. Een van de eerste keren dat ik in het boeddhistische centrum Ehpassiko in Antwerpen kwam vroeg ik aan leraar Paul van Hooydonck: wat is dat eigenlijk, boeddhistische meditatie? Hij antwoordde: “dat is de training van de geest, kijken wat er gebeurt”. En waarvoor, vroeg ik hem. “Dat weet ik niet”, zei hij, “dat vul je zelf in”. Dat is voor mij de essentie. Zien wat er gebeurt, hoe het voelt en meer niet. Daarin is geen plaats voor hiërarchieën of opstijgende energieniveaus. Voor mij telt het hier en nu, dat wil zeggen elk moment ten volle in het moment zijn. Dat is moeilijk. Als je erg geconcentreerd met dat moment bezig bent, is die aanwezigheid in het moment er niet ten volle. Want je laat het niet los. Dat doe je pas door er niet mee bezig te zijn. Heel paradoxaal.’
‘Dat we veel zaken niet kunnen beïnvloeden in ons leven lijkt in de geneeskunde niet waar te zijn. Maar uiteindelijk maken we als artsen de tijd tussen geboorte, wanneer de aftakeling begint, en het sterven, alleen maar zo comfortabel mogelijk. We kunnen de kwaliteit van het leven verbeteren en mensen door cruciale momenten halen, zoals de natuur ook doet. Op het gebied van pijnbestrijding kunnen we veel. Maar kanker kunnen we niet voorkomen en een infarct ook niet. Wel vertragen en uitstellen. Het enige waar de geneeskunde zwaar succes in heeft, is het vaccineren. Het ultieme voorbeeld is dat de pokken verdwenen zijn. Verder kunnen we weinig betekenen. Onze kennis is niks. Als het boeddhisme stelt dat alles lijden is, dan betekent dat dat we niets weten. Als ik het lijf van een patiënt onderzoek, ben ik eigenlijk met een black box bezig. Haal de gegevens er maar eens uit. Van veel dingen weten we maar een beetje. Al lijkt het vaak anders. Medische studenten schatten, als ik ze dat vraag, dat de medische wereld 95 percent van alle infecties kent, terwijl dat maar vijf is. Dat nijgt naar hoogmoed, ze overschatten de medische wetenschap. Bij patiënten merk ik dat ze de link met hun lichaam kwijt zijn. De wetmatigheid dat je aftakelt, dat ze niet meer beseffen dat het op een bepaald moment gedaan is. We verdringen dat we oud worden, dat we eens zullen sterven.’
‘Ik ben dertig jaar geleden huisarts geworden omdat ik graag coach en mensen wil helpen. En ook vanwege het persoonlijke contact. Ik heb de gave om problemen rustig te bevragen en te analyseren en raak nooit in paniek. Okay, waar beginnen we mee? Orde op zaken stellen. Artsen zijn doeners. In het begin van mijn praktijk dacht ik zelf patiënten te moeten helpen. Nu help ik de mensen zichzelf te zijn door hun klacht of probleem met hen te analyseren en het daarna terug te geven. Arts en patiënt hebben een gedeelde verantwoordelijkheid, ik heb niet graag dat ze zich afhankelijk van mij opstellen. Ik ben een soort coach, een trainer, maak zaken voor patiënten helderder zonder dat ze direct mijn rol daarin bemerken. Die gesprekken, dat contact, boeien mij enorm. Maar als de patiënt na afloop van het consult vraagt: dokter, wat moet ik nu doen, dan besef ik dat het gesprek niet goed verlopen is. Het probleem wordt weer bij mij gelegd en we zitten in een fuik die steeds enger wordt. Dat is een onvruchtbare arts-patient relatie.’
‘Ik functioneer niet anders dan andere huisartsen. Mensen komen bij mij omdat ze iets meemaken dat ongewenst is. Ze willen van de pijn, de hoest af. Of van kanker genezen. Ik behandel ze op reguliere wijze. Waarin mijn behandeling wel afwijkt, is door ze uit te nodigen eens stil te staan bij de momenten dat ze zich ziek voelen of medicijnen slikken. Beleef die tien seconden per dag bewust in plaats van steeds te tobben of medicijnen wel zijn ingenomen. En laat dat moment ook weer los, laat het passeren. Je kunt astma hebben, maar ben je dan een astmapatiënt? Of ben je dat op het moment dat je je puffer gebruikt? Zo kan ik patiënten leren anders tegen hun ongemak aan te kijken zodat ze daar beter mee om kunnen gaan. Een probleem is dat net die mensen naar een arts gaan die dat moeilijk lukt. Een flink deel is bovenmatig angstig. Niet omdat er al iets gebeurd is, zoals bij een posttraumatisch stresssyndroom, maar omdat ze iets interpreteren als een voorbode van wat komen gaat. Ze kunnen die signalen ook op een andere wijze vertalen, maar dat lukt niet omdat dat ene overheerst. Als mensen zo in hun angst vastzitten en mijn uitleg gaan gebruiken om hun vooringenomenheid te versterken, heb ik daar weinig grip op. In ernstige gevallen helpt een training mindfulness cognitieve gedragstherapie. Waarin mensen die het moeilijk hebben getraind worden om daar op een andere manier mee om te gaan. Zoals iemand na een hartinfarct getraind wordt om de conditie van zijn hart op te vijzelen om weer te kunnen joggen, te fietsen, naar zijn werk te gaan. In mindfulness raken mensen doordrongen van het feit dat gedachten komen en gaan. Dat ze zaken los kunnen laten.’
‘In meditatie kun je het bijna niet fout doen, ook al word je tachtig keer afgeleid. Als mensen doorhebben dat het geen competitie is, gaan ze daar gemoedelijker mee om. Het gaat om de intentie, ik heb mijn best gedaan. Het kan niet elke dag even goed zijn. Een dergelijke ervaring totaal buiten mijn beroepsleven, heeft invloed op mijn functioneren. Het vertrouwen, het was okay vandaag. Vroeger was ik meer ontvankelijker voor negatieve kritiek van mijn patiënten. Dan putte ik me uit in excuses als ik een patiënt kort had gehouden. Nu denk ik, het is zijn beleving, ik had daar een reden voor. Dat is spijtig maar niet anders. Het boeddhisme geeft mij een bepaalde fierheid. Aan het eind van de dag gooi ik alle briefjes met complimenten en kritiek weg. Zodat ik de volgende dag weer met een schone lei kan beginnen. Dat is gelijkmoedigheid, laat maar komen. Even intens beleven en dan weer doorgaan.’