Een gevleugelde uitspraak, meen ik, van het olifantje Krumpie, dacht ik, in mijn favoriete jeugdboek, geloof ik, ‘De zeven wonderdaden van Kevertje Plop’, of zoiets, van ene Jean Dulieu, schijnt het, alias Jan van Oort, of zo, luidt: Misschien wel, maar misschien ook niet.

Al rond mijn zevende, toen mijn vader dit verhaal aan zijn kinderen voorlas terwijl ze bruin bakten onder een Philips hoogtezon (model Melanoma, vrees ik), heeft deze lijfspreuk zich tenminste in deze vorm in mij vastgezet, al zou het nog decennia duren voor ik zelf een soort Krumpie werd. Als uiting van dwijsheid kan hij zich misschien meten met de beste – maar misschien ook niet.
Bestaat God? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Was Jezus de zoon van God? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Is er een hogere werkelijkheid? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Is alles bewustzijn? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Is alles een illusie? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Is er leven na de dood? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Is er een einde aan het lijden? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Heeft het leven zin? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Is er een waar zelf? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Hebben wij een vrije wil? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Zal er ooit vrede komen? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Zal de mensheid zichzelf overleven? Misschien wel, maar misschien ook niet.
Meester Tja, de gastheer van Taoïsme voor nitwits, heeft minder woorden (nodig) dan Krumpie:
Bestaat God? Tja.
Was Jezus de zoon van God? Tja.
Is er een hogere werkelijkheid? Tja.
Nog korter van stof was de Chinese chanmeester Juzhi, de protagonist van koan 3 van de Poortloze Poort, die volgens de overlevering bij wijze van antwoord op willekeurig welke vraag alleen zijn vinger opstak.

