De gastheer (m/v) van dit boek heet meester Nitwit.
Meesterlijk is hij vooral in het relativeren van zijn en het meesterschap.
Zijn meestertitel ziet hij als een brevet van onvermogen, zijn meesterteken is een gaatje in zijn voorhoofd.
‘Nee, dat is geen wijsheidsoog, het is een uitlaat voor mijn gedachten,’ legt hij uit. ‘Zodat ze meteen na hun conceptie mijn hoofd kunnen verlaten en niet door mijn mond naar buiten hoeven.’
