Deel 5 van een 7-delig dwaalgesprek over niets.
Nadia: Ik kan me nauwelijks voorstellen dat dit het is wat Meister Eckhart wilde zeggen.
Hans: Ik ook niet. Toch deed hij onmiskenbaar zijn best om zo min mogelijk over God te zeggen. Net als Pseudo-Dionysius, Gregorius van Nyssa en Plotinus vóór hem. Net als talloze mystici na hem.
Nadia: Wie dan nog meer?
Hans: ‘Gods wezen is Zijn verborgenheid’, waagde Rumi.
Nadia: Hm.
Hans: Hafiz spreekt over de plaats…
waar de adem stokt
ergens waar de geest
zachtjes wiegt
waar het laatste restje
verstand
struikelt en bloost
terwijl het tracht te spreken
in een taal
die nog moet worden
uitgevonden
stompend in een homp klei
op zoek naar het allereerste
ware
beeld
van
God
Nadia: Juist.
Hans: De Duitse katholieke kwatrijnenmysticus Angelus Silesius dichtte in de zeventiende eeuw:
De afgrond van mijn geest
roept aldoor met geschrei
de afgrond aan van God:
welk is het diepst van bei?
en
Wij bidden: Vader, mij
geschiedde naar uw wil.
En zie: God heeft geen wil
voor eeuwig blijft hij stil.
en
Gelatenheid vindt God:
God echter zelf te laten
is een gelatenheid
die men niet aan kan praten.
en
Wat is de eeuwigheid?
Ze is noch dit noch dat.
Noch nu noch iets noch niets.
Ze is ik weet niet wat.
en
Wie waarlijk arm is wil
met niets door ’t leven gaan.
Bood God hem ook Zichzelf
hij nam ’t geschenk niet aan.