1. Ruis is thuis
Wie net als ik de stilte niet verdraagt omdat alles dan zo hard binnenkomt, stemt af op een zender. Sommigen willen hun leven lang dezelfde zender horen, anderen steeds een andere, maar dat dondert niet. We zijn ontvangers die zorgvuldig de stilte mijden.
Zelf voel ik me tegenwoordig vooral thuis in de ruimte tussen de zenders. In de tussenruimte. Ik stem af op de ruis. Op het ruisen van de ether, het ruisen van de golven, het ruisen van de regen, het ruisen van de bomen, het ruisen van het verkeer. En in overdrachtelijke zin op het ruisen van de weetnietgeest. Agnose. Stiltesurrogaat, welluidender dan het origineel.
Komt er een zender bij die de ruis overstemt dan stem ik opnieuw af op de ruis. Ruis uit de onmetelijke tussenruimte die iedere nieuwe zender moeiteloos overstemt. Er komen steeds meer zenders bij, dus ik blijf afstemmen om de stemmen te overstemmen. Zender, ruis, zender, ruis, zender, ruis.
In de ruis hoor je onvermijdelijk stemmen, pratend, zingend, fluisterend, maar ze zijn niet te verstaan. Je hoeft er dus niet naar te luisteren.
Op een dag gebeurt er iets bijzonders. Je begint mee te ruisen, resonerend met jezelf. Je wordt een zender, afgestemd op je eigenfrequentie. Een zender in de tussenruimte. Een zender van ruis. Woordgeworden ruis in mijn geval, maar – ruis. Stiltesurrogaat in de vorm van een dwaaltekst genaamd ‘Thuis in de ruis’.
Stiltesurrogaat in de vorm van een website, een boekenreeks, stukjes in de krant, zonder kop of staart, zonder premissen of conclusies, veelzeggend noch nietszeggend. Zonder spijt geef ik ze prijs aan de vergetelheid – wat niet van jou is raak je niet kwijt, zeggen de straatstenen.
Ik ben een zender die ruis uitzendt. De ene ruis is de andere niet, de mijne is de jouwe niet. Wie zelfruisend is geworden, klinkt alleen nog als zichzelf. Hij resoneert met zichzelf. Hij hoeft nergens meer op af te stemmen. Hij hoeft niemand meer te overstemmen.
Stem voor de verandering ook eens af tussen de zenders, maakt niet uit waar. Ergens in die kakofonie van gelijkaardige onklanken sist je eigen ruis. Witte ruis, bruine ruis, roze ruis, ruis in alle kleuren van de regenboog, ruis in vijftig tinten gruis – het maakt niet uit. Ruis is ruis. Ruis is pluis. Ruis is thuis – een open kluis.
Ssssssssssssssssssst.
Ontvang je mij?
2. Ruis bij mij thuis
Hierboven gaat het over ruis in figuurlijke zin, een metafoor voor de taal van niet-weten, maar ook in letterlijke zin leef ik met ruis. Ik ga ermee naar bed en ik sta ermee op, negen uur non-stop, om het straatrumoer, het burengerucht, ons eigen lichaamslawaai te overstemmen.
Ook overdag maak ik er graag gebruik van. In iedere leefruimte staan ruismachines en ruisapps klaar voor het geval de onvermijdelijke geluiden, zacht of hard, me weer eens teveel worden.
Natuurlijk had ik liever een knop gehad om mijn oren zachter of uit te zetten, of een paar filters van het soort waar veel mensen van nature over schijnen te beschikken, die ervoor zorgen dat je niet alles hoeft te horen wat ongevraagd je oren binnenkomt.
Ieder huis heeft zijn kruis en ruis is mijn enige remedie.
Zie verder de lemma’s ‘Misofonie’ en ‘Hyperacusis’ in de Nederlandstalige Wikipedia en de lemma’s ‘Phonophobia’, ‘Balloon-phobia’ en ‘Sensory processing sensitivity’ in de Engelstalige Wikipedia.