Over het verschil tussen katafatisch, apofatisch en afatisch spreken.
In monotheïstische godsdiensten zoals het christendom, de islam en het jodendom wordt het apofatische (ontkennende) spreken gebruikt om de transcendente godheid te beschrijven, of tenminste om hem te behoeden voor ordinaire katafatische (bevestigende) beschrijvingen.
De hoogste moet en zal in alle opzichten superieur zijn aan alle mindere goden en aan zijn schepping. Niemand wil zoenoffers verkwisten aan onderdeurtjes en daarvoor op zijn kop krijgen van de oppergod.
In non-theïstische religies zoals het boeddhisme en het taoïsme wordt het apofatische spreken aangewend om de transcendente werkelijkheid te beschrijven of te behoeden voor katafatische beschrijvingen.
De hoogste werkelijkheid moet en zal in alle opzichten superieur zijn aan de aardse, want dit kan toch niet alles zijn, zeg nou Zelf.
In mystieke tradities wordt het apofatische spreken ingezet om je te bevrijden van je nederige zelfbeeld en je goddelijke identiteit aan het licht te brengen. Want wie wil er nou een mens zijn, of zichzelf.
Alleen in een radicaal niet-weten dient het apofatische spreken geen hoger doel. Ik gebruik het om de lege leer te beschrijven, niet om iets te bereiken of ergens aan te ontsnappen.
Teksten over en vanuit niet-weten (dwaalteksten) hebben dikwijls de vorm van een reeks of hiërarchie van ontkenningen van, alternatieven voor, tegenwerpingen op of vragen bij een beginstelling, bij de onuitgesproken aannames daarvan of bij de begrippen daarin.
Iedere gedachte kan als aanleiding fungeren, van de meest alledaagse tot de meest abstracte. In mijn teksten is de aanleiding vaak een wijsgerige of een religieuze; in het dagelijks leven is de aanleiding vaker een aardse, praktische, maar dat maakt niet uit. Niet-weten is niet-weten, wat het onderwerp ook is. Of het nu over God gaat of over geld, over Indra’s net of internet, je weet het of je weet het niet.
Een complete dwaaltekst ontkent zelfs het ontkennen, en het ontkennen daar weer van, want negatieve kennis is nog steeds kennis en een negatieve bewering is nog steeds een bewering. De lege leer is geen leer en heeft geen inhoud, wat valt eraan te bevestigen of ontkennen?
Dwaalteksten zijn katafatisch noch apofatisch maar afatisch – nietszeggend. Een agnost is een afaticus, een nietszegger. Hij zwijgt met woorden. Hij is pratende stom. Of zou dat zijn als hij niet zo stom was om het toch te proberen.