Doorbreken, inbreken, uitbreken of afbreken?
Beste Hans,
Ken jij het boek ‘Naar het hart van mijn ziel’ van Miek Pot? Daarin beschrijft ze hoe ze na twaalf jaar in een kluizenaarsklooster eindelijk de felbegeerde Grote Ervaring krijgt, een piekervaring, een ultieme, mystieke eenheidservaring, en wat dat met haar doet:
“Naast alle moeilijkheden die mijn ervaring met zich meebracht, werd er een sterk oervertrouwen geboren in het diepst van mijn ziel. Een innerlijk weten dat het altijd weer goed zal komen, dat je het geheel bent, ‘dat ze wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel’ (Mat. 10:28). Dat is fundamenteel en wezenlijk en verandert echt iets aan je leven. Zo’n ervaring geeft daarmee een sterk intern referentiekader. Oude, van buitenaf opgelegde overtuigingen maken langzaamaan plaats voor een nieuw, aan de eigen ervaring getoetst referentiekader.”
Herken jij dit? Hoe verliep jouw doorbraak?
Beste Mike,
Niet-weten is voor mij geen oervertrouwen in het diepst van mijn ziel, maar een oerwantrouwen van alle ervaringen, gedachten en concepten, niet alleen die van ‘oervertrouwen’ en ‘het diepst van mijn ziel’, maar ook die van ‘oerwantrouwen’, ‘ervaringen’, ‘gedachten’, en ‘concepten’.
Van ‘een innerlijk weten dat het altijd weer goed zal komen’ is bij mij geen sprake, al was het maar omdat ook het begrip ‘goed’ op z’n gat ligt. Van ‘een innerlijk weten dat je het geheel bent’ is bij mij geen sprake, al was het maar omdat ook de begrippen ‘je’ en ‘het geheel’ van hun voetstuk zijn gevallen. Van ‘een innerlijk weten dat ze wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel’ is bij mij geen sprake, al was het maar omdat ook de begrippen lichaam en ziel, levend en dood op apegapen liggen. Bovendien houdt mijn ziel zich al mijn hele leven voor mij verscholen, of hij moet abusievelijk in mijn nageboorte terechtgekomen zijn, die zonder overleg door andere ouders is geadopteerd. Hoe zou een Grote Ervaring mij dan ooit een sterk referentiekader kunnen geven?

Mike: Wat geven bijzondere ervaringen jou wel?
Hans: Bijzondere ervaringen geven me hetzelfde als gewone ervaringen: niets, behalve zichzelf. Gelukkig maar, want ik heb, krijg, onderga talloze ervaringen, net als iedereen, neem ik aan. Grote ervaringen en kleine, goddelijke en duivelse, mooie en lelijke, bijzondere en banale, heldere en troebele, wellustige en angstige, dagelijkse en nachtelijke – ze vloeien ongemerkt in elkaar over, een eindeloze stroom.
Mike: Bijzondere ervaringen geven jou niets?
Hans: Ze geven me niets, en geven ze me toch iets dan geef ik het meteen terug, anders leren ze het nooit af.
Mike: Is er iets wat je wél herkent in het verhaal van Miek Pot?
Hans: Jawel, dat ‘oude, van buitenaf opgelegde overtuigingen langzaamaan plaats maken’. Alleen niet voor ‘een nieuw, aan de eigen ervaring getoetst referentiekader’, of voor welk referentiekader ook.
Mike: Waarvoor dan wel?
Hans: Geen idee. Ze maken alleen maar plaats.
Mike: Plaats waarvoor?
Hans: Plaats voor geen idee. Plaats voor plaats.
Mike: Hoe verliep jouw doorbraak?
Hans: Die verliep niet. Ik ben niet doorgebroken en ik heb niets doorbroken. Doorbreken doe je wanneer je van het ene naar het andere gaat.
Mike: Wat zou jij zeggen?
Hans: In mijn geval kan je denk ik beter van een uitbraak spreken. Ik ben uit de oude, van buitenaf opgelegde overtuigingen gebroken. Uit de groeven van mijn geest. Uit mijn opvoeding. Uit mijn tijdgeest. Uit mijn gezond verstand. Of tenminste uit het heilige geloof daarin.
Mike: Je bent uitgebroken.
Hans: Nou ja, ook niet echt, in elk geval niet opzettelijk. Voor zover ik me herinner heb ik nooit geprobeerd uit te breken. Ik heb altijd geprobeerd in te breken.
Mike: Waarin?
Hans: In een of andere leer, overtuiging of traditie, in een of ander heiligdom, asiel of paradijs, in een of andere groep, partij of club.
Mike: En?
Hans: Hoe ik ook mijn best deed, ik kwam nergens binnen, niet echt. Alleen mijn blik, nooit mijn ik. Ik heb dat lange tijd gezien als een tekortkoming van mezelf of van het leven dat me niets kon geven om me mee te identificeren. Al zoekende verloor mijn gezond verstand geleidelijk zijn stem. Uiteindelijk is het inbreken me opgebroken, en dat was dat.
Mike: Omdat je nergens in kon breken heb je nergens uit hoeven breken.
Hans: Behalve uit het inbreken. Gebroken ben ik ook niet, alleen al omdat ik nooit heel ben geweest, niet dat ik weet. Heel noch part noch deel.
Mike: Geen doorbraak, geen inbraak, geen uitbraak – wat dan wel?
Hans: Afbraak. Ontweten is alles afbreken, zelfs de afbraak. Of als je dat te activistisch vindt, alles zien afbrokkelen, zelfs het afbrokkelen. Wat ik aanraak vergaat tot stof, doet mij tot stof vergaan, tenminste mijn gedachten.
Mike: Alles?
Hans: Niet alleen mijn oude, van buitenaf opgelegde overtuigingen, ook mijn nieuwe, aan de eigen ervaring getoetste referentiekaders. Niet alleen mijn lichaam, ook mijn ziel. Niet alleen het gewone, ook het overstijgende. Niet alleen mijn weten, ook mijn niet-weten. Alle hebben plaatsgemaakt. Plaatsgemaakt voor plaats.
Mike: Volgens mij heb jij gewoon nog nooit een eenheidservaring gehad.
Hans: God weet wat voor ervaringen ik allemaal heb gehad. Ze zijn nauwelijks te benoemen en niet te bevatten. Wat dacht je van een innerlijk weten dat het altijd weer goed zal komen, dat ze wel mijn lichaam kunnen doden maar niet mijn ziel? Wat dacht je van een innerlijk weten dat het nooit meer goed zal komen, dat mijn ziel al dood is maar niet mijn lichaam? Zelfs de scheppersroes is mij niet vreemd.
Maar het mooiste wat ik ooit gezien heb is toch wel het platanenblad dat daarnet spiraalsgewijs naar het asfalt zeilde. Het mooiste wat ik ooit gezien heb is toch wel de warme blik van mijn lief terwijl ik dit tik. Kijk nou, mijn wijsvinger gaat omlaag en op hetzelfde moment verschijnt er een lettertje op het beeldscherm. Wijsvinger, lettertje, beeldscherm – ongelooflijk. Ik ga naar de wc, er loopt vanzelf water uit een slurfje onderaan mijn buik en het houdt vanzelf weer op. Dan druk ik op een knop, mijn plas spoelt vanzelf weg en ook dat houdt vanzelf op. Wonderen, zijn het, zonder meer, ik kan er fijn op trippen, maar wat ik ervan leer?
Mike: Het gaat er niet om wat je meemaakt, het gaat erom wat het betekent.
Hans: Jammer voor mij, ik heb geen idee meer wat het betekent.
Mike: Er komen toch nog wel betekenissen in je op?
Hans: Natuurlijk komen er nog betekenissen in me op. En? Dat zijn ook weer ervaringen. Betekeniservaringen, de een na de ander. Welke is de juiste? Of zijn ze allemaal even juist? Of zijn ze allemaal even onjuist? Wat betekent juist? En wat is de betekenis van de betekeniservaringen zelf?
Mike: Nou?
Hans: Ja, weet ik veel. Voor mij zijn ervaringen ervaringen. Betekeniservaringen net zo goed. Behalve als uitdrukking van zichzelf zeggen ze me niets. Zeggen ze toch eens iets dan stel ik ze vragen. Vraag na vraag, tot ze eindelijk hun waffel houden.
Mike: En als ze eindelijk hun waffel houden?
Hans: Dan kunnen we eindelijk horen wat ze ons nooit hebben kunnen zeggen doordat we er steeds doorheen zaten te wauwelen, nu ook weer.
Mike: Wat zullen we horen als er niemand meer doorheen zit te wauwelen?
Hans: Dat er niemand meer doorheen zit te wauwelen.
Mike: Ik bedoel, waardoorheen?
Hans: Die vraag behoort nog tot het wauwelen.
Mike: Shit.
Hans: Een ander woord voor sst.
Mike: Weer een inbraakpoging mislukt.
Hans: Dat scheelt weer een uitbraakpoging.
Mike: Toch bedankt.
Hans: De nada.