Een monnik meldde zich meteen na aankomst bij de meester. ‘Waar kom je vandaan?’ vroeg deze. De monnik klopte het stof van zijn pij en zei: ‘Ik ben op veertien heilige plaatsen geweest en dit is nummer vijftien.’
De meester zei: ‘Ik zou je achtenveertig stokslagen moeten geven, maar ik zal ze je besparen.’ ‘Hoe bedoelt u?’ ‘Kilometervreter,’ zei de meester, ‘dat trekt maar rond van mond tot mond.’ De monnik zei kalm: ‘Ik kan het iedereen aanraden.’ ‘Wat heb je zoal geleerd?’ vroeg de meester nieuwsgierig.
‘Dat geen hond de boeddhanatuur heeft’, zei de monnik. ‘Dat je een vos wordt als je het verkeerde antwoord geeft. Dat een meester wel zijn vinger mag opsteken maar een leerling niet. Dat ikzelf wel een baard heb maar mijn ware zelf niet.
Dat je nooit met je tanden aan een tak moet gaan hangen. Dat ook een bloem de boeddhanatuur heeft. Dat je je kommetjes schoon moet houden. Dat een kar zonder wielen niet rijdt.
Dat je niet lang genoeg kunt zitten. Dat je in armoede moet leven, maar af en toe best een glaasje mag. Dat je een meester altijd begroet met een opgestoken vuist zodat hij je vingers niet kan afhakken. Dat je iedere ochtend iets aardigs tegen jezelf moet zeggen.
Dat je nooit te vroeg naar de eetzaal moet gaan. Dat je beter als vos herboren kunt worden dan als kat… Nou, dat is het wel zo’n beetje.’
De meester zei: ‘Wat heb je van mij geleerd?’ ‘Dat u stokslagen spaart.’ De meester schoot in de lach en zei: ‘Wil je hier niet blijven? Ik zoek nog een jongste bediende.’ ‘Ik zou best willen,’ antwoordde de monnik, ‘maar ik heb nog drieëndertig heilige plaatsen te gaan.’
Deze tekst maakt deel uit van de serie Niet om door te komen, de Poortloze Poort. Woord: Hans van Dam. Beeld: Lucienne van Dam. Alle teksten van deze serie. De Poortloze Poort op NietWeten.nl. Alle publicaties van Hans van Dam in het Boeddhistisch Dagblad.