Agnosticisme en agnose – het kleine tja en het grote tja
Agnosticisme of het kleine tja
Agnosticisme is de overtuiging dat het wel of niet bestaan van een hogere macht, een hoger principe of een hogere werkelijkheid onbewijsbaar is (sterk agnosticisme) of nog onbewezen (zwak agnosticisme).
Theïsme leert dat God bestaat. Atheïsme leert dat God niet bestaat. Agnosticisme leert niets; dat doet geen uitspraak over het wel of niet bestaan van God en houdt het midden tussen theïsme en atheïsme.
Een agnosticus zegt geen ja, hij zegt geen nee, hij zegt tja. Ik noem dit tja het kleine tja omdat het zich beperkt tot de kwestie van het bestaan van een bovennatuurlijk wezen of principe in het religieuze domein. Dit in tegenstelling tot het grote tja van agnose, dat zich niet beperkt tot een bepaalde kwestie of een afgebakend terrein.
Protagoras
In het westen komt het idee van agnosticisme al voor bij de klassieke Griekse filosoof Protagoras (480-410 voor onze jaartelling). Die zei:
“Van de goden weet ik niets: niet dat ze bestaan en evenmin dat ze niet bestaan.”
Het woord agnosticisme werd voor het eerst gebruikt door de bioloog en evolutionist Thomas Henry Huxley tijdens een bijeenkomst van de Metaphysical Society in 1869.
Agnosticisme is net als agnose afgeleid van het Griekse a, niet en gnosis, weten. Daarom is het etymologisch gezien ook bruikbaar voor andere kwesties dan de bewijsbaarheid van god.
In het Engels wordt het bijvoeglijke naamwoord agnostic al volop in algemene zin gebruikt: I’m agnostic about violence. A key decision was to become brand agnostic. The list of things which we strictly have to be agnostic about doesn’t stop at tooth fairies and teapots; it’s infinite.
De Rig Veda
Afgaande op de overlevering waren ze er in India vroeg bij. Zo is de hindoeïstische Rig Veda (circa 1500 – 1000 voor onze jaartelling) agnostisch over de oorsprong van het universum. In de scheppingshymne staat:
Maar wie weet het nu echt, wie kan zeggen,
Waar alles vandaan komt, hoe alles geschapen is?
De goden zelf zijn van na de schepping,
Dus wie weet waarlijk hoe alles is ontstaan?
Waar de schepping haar oorsprong heeft,
Hij, of hij het nou geschapen heeft of niet,
Die erop neerziet vanuit de hoogste hemel,
Hij zal het wel weten – maar misschien ook niet.
(Nasadiya Sukta, hymne nummer 129, mandala 10; zie https://en.wikipedia.org/wiki/Nasadiya_Sukta)
Sanjaya Belatthaputta
Ook het standpunt van de Indiase filosoof Sanjaya (circa 700 voor onze jaartelling) over het leven na de dood en het bestaan van andere werelden kan je agnostisch noemen.
In de tweede alinea van de paragraaf over ontwijken (Evasion) in de Samannaphala Sutta staat het volgende aan Sanjaya toegeschreven citaat:
“Als je me vraagt of er een andere wereld bestaat [na de dood], als ik denk dat er een andere wereld bestaat, zou ik het dan zeggen? Ik denk het niet. Zo denk ik niet. Ik denk niet anders. Ik denk niet niet. Ik denk niet niet niet. Als je me vraagt of er geen andere wereld bestaat, of dat hij zowel bestaat als niet bestaat, of noch bestaat noch niet bestaat; of er wezens zijn die overgaan, of dat die er niet zijn, of zowel zijn als niet zijn, of zijn noch niet zijn; of de Tathagata voortleeft na de dood, of niet, of beide, of geen van beide – zou ik het dan zeggen? Ik denk het niet. Zo denk ik niet. Ik denk niet anders. Ik denk niet niet. Ik denk niet niet niet.”*
* Vertaald uit het Engels van Thanissaro Bhikkhu: “If you ask me if there exists another world (after death), if I thought that there exists another world, would I declare that to you? I don’t think so. I don’t think in that way. I don’t think otherwise. I don’t think not. I don’t think not not. If you asked me if there isn’t another world… both is and isn’t… neither is nor isn’t… if there are beings who transmigrate… if there aren’t… both are and aren’t… neither are nor aren’t… if the Tathāgata exists after death… doesn’t… both… neither exists nor exists after death, would I declare that to you? I don’t think so. I don’t think in that way. I don’t think otherwise. I don’t think not. I don’t think not not.” (https://www.dhammatalks.org/suttas/DN/DN02.html)
Agnose of het grote tja
Omdat het woord agnosticisme nog steeds geassocieerd wordt met het vraagstuk van het bestaan van god, moeten we er een bijvoeglijk naamwoord voor zetten om de betekenis te verruimen tot die van niet-weten. Dan krijg je iets als radicaal agnosticisme of universeel agnosticisme. Dan wordt het kleine tja het grote tja.
Liever noem ik niet-weten agnose. Dat woord is in het Nederlands nog maagdelijk, vrij van wijsgerige en theologische boventonen, en het eindigt tenminste niet op het academisch aandoende ‘-isme’. Iemand die in agnose verkeert heet dan een agnost.
Wel lastig dat agnose niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal staat. Lastig dat de bijvoeglijke vervoeging van agnose dezelfde is als die van agnosticisme: agnostisch. Lastig dat een agnosticus, iemand die het agnosticisme in theologische zin aanhangt, ook weleens een agnost wordt genoemd.
Zelf zal ik een agnosticus nooit een agnost noemen. In dit boek en in de hele Agnosereeks staat agnose voor niet-weten, agnost voor iemand die niet weet en agnostisch voor niet-wetend.
Om verwarring te voorkomen gebruik ik de woorden agnosticisme en agnosticus zo min mogelijk, en altijd in theologische zin.