Hoe stel je vast of niet-weten (of wat dan ook) het domein is van een bepaalde tijd of plaats? Simpel: dat lukt je nooit.
Hoeveel oudere teksten of tekstfragmenten in hoeveel verschillende talen zou je daarvoor wel niet moeten controleren?
Hoeveel nieuwe oude teksten zullen archeologen in de toekomst nog opduikelen in potten, gaten, grotten en graven?
Hoeveel miljoenen gedachten zijn er voordien en sindsdien overal gedacht maar nooit gedeeld of opgeschreven en bewaard gebleven?
Vaststellen of niet-weten (of wat dan ook) van álle tijden en plaatsen is kan je eveneens vergeten, en wat maakt het ook uit.
Voor de taoïsten en zenboeddhisten die het niet-weten onder Chinese vlag willen laten varen heb ik oud nieuws. Ongeveer in dezelfde tijd dat de Tao Te Tjing tot stand kwam, schreef de Griekse filosoof Plato de dialoog Apologie, waarin hij de filosoof Socrates laat zeggen:
Wat ik niet weet meen ik niet te weten.
Vaak wordt deze orakelspreuk geparafraseerd als:
Ik weet alleen maar dat ik niets weet.
Een dubieuze vereenvoudiging en bovendien niet iets waarvoor je je op een wijsgeer beroept.
Wat Socrates werkelijk over niet-weten gezegd heeft en in welke bewoordingen, aangenomen dat hij er werkelijk iets over gezegd heeft, weet ik niet. Voor zover bekend heeft hij nooit iets opgeschreven, al is dat evenmin met zekerheid vast te stellen.
Plato kon hem dus alle woorden in de mond leggen die hij maar wilde – een eeuwenoud procedé ter vergroting van je eigen geloofwaardigheid waarvan ook de taoïstische traditie zich graag bedient. Eerlijk gezegd zou ik er zelf ook niet vies van zijn maar wat moet een agnost met geloofwaardigheid?