Geïnspireerd door hoofdstuk 17 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Van grote heersers weten de onderdanen nauwelijks dat ze bestaan.
Grote heersers weten zelf nauwelijks dat ze bestaan, noch weten ze of hun onderdanen wel bestaan, noch weten ze wie heerst over wie.
Nooit menen ze enige verdienste verworven, enig werk volvoerd te hebben. Nooit zijn ze bedachtzaam of onnadenkend. Nooit zijn hun woorden of daden kostbaar.
Wat ze ook doen, ze doen maar wat, en ook hun niet-doen doen ze niet. Wat ze ook zeggen, ze zeggen maar wat en dat zeggen ze ook. Al blijft het teveel gezegd.