De Grote Tao als het Grote Tja: eerste inleiding tot de nieuwe serie ‘Meester Tja en de Tao van Tja – toespraken en dwaalspreuken van Meester Tja.’
De Daodejing (Tao-tê-tjing, Tao Te Tjing, Tau Te Tsjing, Laozi…) is het oudste werk van de taoïstische canon en een van de meest vertaalde werken uit de Chinese literatuur. Hij bestaat uit 81 hoofdstukjes die met zo min mogelijk woorden de grondprincipes van het taoïsme uiteenzetten.
Velen hebben er hun tanden en hun hersenen op stukgebeten en lopen nu met een kunstgebit en een kunstkop rond. Mocht dat de bedoeling zijn van dit boekje, dan is de Daodejing wellicht de oudste en meest succesvolle koan uit de geschiedenis van de mensheid.
Hoewel er veel niet-weten zit in het taoïsme, en veel taoïsme in niet-weten, zijn er ook verschillen. Met name het kosmologisch idee van de Tao als een onkenbaar, absoluut, eeuwigdurend, onveranderlijk, vormloos, sturend principe, vindt in een radicaal niet-weten geen weerklank – maar ook geen weerwoord.
Een opvallende overeenkomst tussen het taoïsme en niet-weten is het idee, of liever de praktijk, van niet-doen, van doen zonder doen, zonder opzet, spontaan, ongeforceerd, als vanzelf: wuwei.
Het niet-doen van een agnost is echter niet geworteld in de Grote Tao maar in niet-weten, wuzhi – in het Grote Tja. Niet-doen is een natuurlijk uitvloeisel van niet-weten. Niet-weten is de rationale, of liever de irrationale, van niet-doen.
Vele wegen leiden naar niet-doen, niet-spreken, niet-geloven, niet-denken, niet-willen et cetera, maar bij niet-weten krijg je het allemaal gratis en voor niks. Of je wilt of niet. Niet-weten krijg je ook gratis en voor niks, maar waar?
Niet bij mij. Ik kan het je niet geven. Ik heb het zelf nooit gekregen. Ineens was het er, of had ik het, of had ik het niet meer, of was ik het, of was ik het niet meer, of was ik niet meer, of ben ik er nooit geweest, of heb ik het nooit gehad, of hoe zeg je dat, zó niet.
Maar ik kan het wel onder woorden brengen, enigszins. Ik kan het ook zonder woorden brengen, geenszins zogezegd. Non-verbale communicatie, verbale non-communicatie, paraverbale pericommunicatie – schiet mij maar lek. Wie heeft er oog voor zijn blinde vlek, behalve een enkele gek?