Monnik: Er zijn vier soorten paarden. De eerste reageert al bij de schaduw van een zweep, de tweede als de zweep zijn vacht raakt, de derde als de zweep zijn vlees raakt en de vierde als de zweep zijn merg raakt.
Meester: En?
Monnik: Zo zijn er vier soorten monniken. De eerste ziet het bestaanskenmerk van vergankelijkheid al als er iemand in een ander dorp sterft, de tweede als er iemand in zijn eigen dorp sterft, de derde als er iemand van zijn eigen familie sterft en de vierde als hij zelf sterft.
Meester: Er zijn vier soorten blinden. De eerste ziet alleen zijn eigen vergankelijkheid, de tweede ziet alleen die van zijn familie, de derde ziet alleen alleen die van zijn dorpsgenoten en de vierde ziet alleen maar vergankelijkheid.
Monnik: Er waren toch vijf soorten blinden?
Meester: Nou je het zegt.
Monnik: En er waren toch drie bestaanskenmerken – vergankelijkheid, lijden en niet-zelf?
Meester: Goed dat je het zegt.
Monnik: Wat?
Meester: De vijfde soort blinde ziet maar drie bestaanskenmerken.*
* De Drie Karakteristieken van het Bestaan of Bestaanskenmerken (Pali: tilakkhaṇa; Sanskrit: trilakṣaṇa) zijn: 1. vergankelijkheid (anicca, anitya), 2. lijden (dukkha, duḥkha) en 3. niet-zelf (anattā, anātman).
Deze tekst maakt deel uit van de serie Niet om door te komen, de Poortloze Poort. Woord: Hans van Dam. Beeld: Lucienne van Dam. Alle teksten van deze serie. De Poortloze Poort op NietWeten.nl. Alle publicaties van Hans van Dam in het Boeddhistisch Dagblad.