De laatste tijd heb ik weer eens het een en ander over zingeving gelezen en ik ben tot de conclusie gekomen dat het eigenlijk bijna altijd over zinkrijging ging. Wat is er aan de hand? Dit: veel mensen denken dat de zin ergens van – van wat ook – van buiten hen aangereikt of tenminste binnen hun bereik gebracht dient te worden. En met de zin bedoel ik: het antwoord op de eeuwige vraag ‘waartoe’? Waartoe dient dit? Waartoe dient dat? Waartoe ben ik op aarde? Wat is de reden dat ik hier op aarde ben? Doet wat ik doe of laat er eigenlijk wel toe? En vervolgens gaat een of andere wijze neus uit de doeken doen waartoe dit dient en dat en waartoe je hier op aarde bent en dat alles wat je doet of laat er pas echt toe doet wanneer je … en dan komt er een soort aap uit de mouw.
Zeer onderhoudend allemaal, en ook allemaal nonsens. Vind ik. Dat laatste zeg ik er met klem bij, en daar voeg ik graag de uitnodiging bij om het gloeiend oneens met mij te zijn. Graag zelfs.
Volgens mij heeft niets een van buiten jezelf komende zin. Op vragen als ‘waartoe doe of laat ik dit of dat; waartoe ben ik op aarde en doet wat ik …” enzovoorts, is slechts één antwoord mogelijk. Dat antwoord luidt: Nada! Je mag ook nakkes zeggen, of wat anders. Het betekent niks. Wat je doet of laat heeft géén zin van buitenaf. Dat wil zeggen: er is geen ingebakken reden, geen enkele op zichzelf staande betekenis, geen automatisch antwoord op de vraag ‘waartoe’. Als je ergens een betekenis aan wil geven, een reden voor, een waartoe … dan ben jij de enige die daarin kan voorzien. Geef jij geen reden op? Weet jij zelf niet met welk doel – hoe futiel ook – jij iets doet of laat? Dan is wat jij doet of laat zinloos. Voor jou in ieder geval.
Wat ik nu ga zeggen is link, in de betekenis van risicovol (omdat de kans bestaat dat het anders wordt opgevat dan ik het bedoel): het in de tweede wereldoorlog vermoorden van miljoenen mensen door de nazi’s is volstrekt zinloos wanneer je het beschouwd vanuit een ‘leeg’ standpunt. Het krijgt voor jou pas zin wanneer jij daar betekenis aan geeft. Ik hoop dat je het een negatieve betekenis geeft, in de trant van: zoiets hoort een mens niet te doen. Maar desalniettemin: jij geeft er een betekenis aan. Voor jezelf. Niemand kan dat voor je doen. Denk hier maar eens over na.
Zingeving is in de eerste en laatste plaats (dus de enige plaats) iets dat van binnen naar buiten gaat. Je geeft iets betekenis. Je hecht ergens ‘zin’ aan. Dat kan een betekenis zijn die je eerst door een ander aangereikt hebt gekregen. Van je ouders bijvoorbeeld. Of door een docent op school, een dominee in een kerk, een vriend(in), een kennis, een wildvreemde… Je kunt de zin of betekenis van iedereen aangereikt krijgen. Te kust en te keur. Het is en blijft voor jou echter zinkrijging, tot het moment waarop jij het aangereikte internaliseert (je eigen maakt, verwerkt) en zelf weer aan iets wat jij doet of laat hecht (geeft, naar buiten brengt als iets van jou). Doorgeven is ook iets doen.
Wanneer je iets doorgeeft wat eigenlijk niet van jou is, is het min of meer ‘loos’. Zoals beukennootjes ‘loos’ kunnen zijn: leeg vanbinnen. Het ziet eruit als iets vruchtbaars, het lijkt heel wat, maar het is nada, nakkes, niks. Dat bedoel ik met die aap die uit de mouw komt *eerste alinea). Die aap is de betekenis, de zin, die iemand anders ergens aan heeft gehecht maar die verworden is tot een verpakking… een lege huls. Het kan niets meer voortbrengen. Wat ik maar wil zeggen is: als je zoekt naar zingeving, zul je zelf alles wat je ooit aan ‘zin’ en betekenis gekregen hebt in jezelf moeten verwerken. En pas dan, als je het hebt verwerkt, kun je het zelf weer geven als iets dat misschien, iets voortbrengt. Anders is het ‘loos’.
Geef een reactie