Tom Hannes is sinds 1996 intensief beoefenaar van het boeddhisme. Hij studeerde onder vipassanaleraar Goenka en onder de zenleraren Roland Rech (die hem tot zenmonnik wijdde) en Frank Dewaele. Hij was lange tijd verantwoordelijke van een traditioneel zencentrum in Antwerpen.
Vandaag woont hij met zijn familie in Antwerpen en werkt als therapeut en coach, schrijver en theatermaker. Tom schrijft een blogreeks van zes over belichamingsmeditatie aan de hand van de vijf Boeddhafamilies. Vandaag in het Boeddhistisch Dagblad deel twee: De wijsheid van ruimte-zijn.
De eerste wijsheid die we in onze belichamingspraktijk onderzochten, is de wijsheid van ruimte-zijn. In de klassieke mythische iconografie wordt die verbonden met de witte Boeddha Vairochana. Ik zal eerst de meditatie-oefening beschrijven, zoals we ze in Bodaishin beoefend en besproken hebben op 24 februari 2015. Nadien ga ik heel kort in op de wijsheid en de iconografie.
De oefening
- Ga zitten
We beginnen zoals altijd. Ga zitten in een rechte houding. Richt je aandacht op het rechten van je rug en het ontspannen van alles wat kan ontspannen. Je lichaam hangt aan je ruggengraat zoals kleren aan een kapstok. Corrigeer je houding waar nodig, tot je een manier van zitten hebt gevonden die comfortabel, ruim en waardig aanvoelt. Vermijd reactief te bewegen. Beweeg enkel als je merkt dat je houding wat ingezakt is (recht je je rug dan rustig) of als je merkt dat er onnodige spanningen in je lichaam zijn (schouders, wenkbrauwen, geforceerde ademhaling… ontsnap ze dan gewoonweg. Je hoeft er geen strekoefening van te maken). Breng telkens als je afgeleid bent je aandacht terug naar je houding. Neem hiervoor de tijd.
- Word je afleidingen gewaar als verschijnselen in de ruimte
Na een tijdje kun je je afleidingen gebruiken voor een volgende stap. Zodra je merkt dat je aandacht door iets anders gevraagd wordt, word je je daar kort gewaar van. Het kan eender wat zijn: een kriebel in je haarlijn, de vochtigheid van je tong, de druk van je achterwerk op je zitkussen, een vaag gevoel in je onderbuik, een felheid in de borst, een gedachte, een emotie, een geluid, een warmtegevoel, de buitentemperatuur op je gezicht of handen, een slapend been, licht, een vorm (als je met halfopen ogen mediteert)… Eender wat. Wat in deze meditatie van belang is, is dat je de verschijnselen er laat zijn. En dat je in de eerste plaats gewaar bent waar je ze opmerkt. Waar in de ruimte in of rond je lichaam duiken die verschijnselen op?
Kom nadien terug naar de aandacht voor je zithouding. Zodra iets anders je aandacht trekt, plaats je dat opnieuw in de ruimte. Dit kun je eindeloos opnieuw herhalen. Neem ook hiervoor rustig de tijd. Je hoeft niets te kiezen. Als er veel opduikt, is er veel. Als er weinig is, is er weinig. Als het fijn is, is het fijn. Als het onaangenaam is, is het onaangenaam. Als het oninteressant is, is het oninteressant. Maakt niet uit. Waar is het? Laat het landschap van je gewaarzijn zich vanzelf ontvouwen.
- Zit als ruimte
Als je in contact staat met het besef te leven in een 3D-ruimte van gewaarzijn, kun je experimenteren met de derde stap. In plaats van je focus te leggen op de verschijnselen die opduiken, richt je je aandacht eerder op de ruimte waarin al die verschijnselen zich voordoen. Die ruimte van je gewaarzijn bevat zowel je innerlijke ruimte als de ruimte om je heen. In het veld van opduikende verschijnselen is er geen harde grens tussen je innerlijke en uitwendige ruimte. Blijf je aandacht daarop richten.
Terwijl je binnen-buitengrens zijn relativiteit toont, kun je (stilaan of plots) het gevoel krijgen dat je die ruimte bent. Er is geen mediterende beoefenaar meer die in de ruimte zit, er is alleen nog ruimte en besef daarvan. Dat kan een bijzonder aangename ervaring zijn. Het kan ook een tikkeltje beangstigend zijn. Of je kunt dat gevoel opwekken door jezelf uit te nodigen om te ‘zitten als ruimte’. Zit als ruimte.
Laat het een experiment zijn. Dat wil zeggen: probeer het uit en zie wat het concreet met je doet. Als je merkt dat je ingewikkelde gedachten of emoties begint te kweken, kom dan opnieuw terug naar je houding (stap 1) en de verschijnselen die in en om je heen opduiken (stap 2). Tot je weer bij je rustige ‘zinnen’ bent en opnieuw je aandacht kunt richten op de ruimte in en rond je – en ermee samenvallen (stap 3). En neem ook hiervoor ruimschoots de tijd.
De witte wijsheid van ruimte-zijn
In het dagelijkse leven zijn we sterk geneigd om ons te identificeren met verschijnselen die in ons opduiken. Vooral gedachten en emoties zijn daar erg overtuigend in. Dat maakt ons leven onnodig klein en benauwend. We veroordelen onszelf tot een bestaan als gefrustreerde wezentje dat in te kleine kooitje leeft. Dat we die kleine kooitjes tot overmaat van ramp ook nog eens ons eigen ‘ik’ noemen, maakt de situatie er niet gemakkelijker op. Het maakt ons bijzonder vatbaarder voor ongelukkige reacties op wat ons overkomt. Zodat we onze wereld – waarin het sowieso niet zo eenvoudig is om een aangenaam en gelukkig en wijs leven te leiden – nog maar eens onnodig gecompliceerder maken.
Maar we kunnen ervaren dat onze levensruimte zoveel groter dan we durven te vermoeden. Dat kunnen we doen als we ophouden ons met onze als we ons verschijnselen te identificeren. Want we zijn niet alleen onze gedachten. En we zijn niet alleen onze emoties. We zijn net zo goed de ruimte tussen al die verschijnselen. De ruimte waarin alle verschijnselen plaats krijgen. Er gebeurt iets met ons als we ons bij wijze van oefening identificeren met die ruimte eerder dan met de verschijnselen erin. In zekere zin is dat wat we doen in de oefening zitten als ruimte. Hoe meer we deze oefening doen, des te vertrouwder we worden met de grenzeloze ruimte van gewaarzijn waarin we onophoudelijk leven. Des te makkelijker het ook wordt om dat vertrouwen weer kunnen oproepen in de loop van onze complexe dagelijkse bezigheden. Zodra we dat besef kunnen oproepen, kunnen we ook daar leren te denken, spreken, handelen als ruimte. Een bijzondere ervaring is dat. Leven als ruimte is iets heel anders dan leven als ding, als ik, als gedachte of emotie.
In de klassieke iconografie wordt deze ervaring gelinkt aan de mythische witte Boeddha Vairochana. In de mandala van de vijf Boeddhafamilies staat hij in het midden. De vier andere Boeddha staan in de vier windstreken rond hem opgesteld, elk met hun eigen kleur: geel, rood, blauw en groen. Zoals wit licht kan uiteenvallen in een regenboog. De witte Vairochana wordt vaak ook de kosmische Boeddha genoemd: Boeddha als principe waarop de hele realiteit gebaseerd is.
Hoewel zitten-als-Vairochana je meditatiepraktijk kan vullen met grootsheid en onmetelijkheid, er zit echter ook een valkuil in. Het wit is niet alleen verruimend en verhelderend, het kan net zo goed verblinden. Een belangrijke verblinding die kan opduiken in zitten-als-Vairochana of zitten-als-ruimte is dat je denkt dat dit soort van non dualistische ervaring de essentie is. Dat je oog in oog staat met een moeiteloos spiritueel pad waarin sowieso alles goed is. Dat zou je witte-Boeddha-neurose kunnen noemen. De weidse ruimte van ons gewaarzijn wordt dan een zoveelste klein hokje van zelfgenoegzaamheid en isolement. Het kan best aangenaam aanvoelen voor wie erin verwijlt, maar veel leed wordt er niet mee opgelost. En erg fijn gezelschap zijn wit-neuroten doorgaans ook niet voor hun omgeving.
Daarom is het goed om niet alleen deze witte Boeddha te beoefenen, maar ook voldoende tijd te besteden aan de vier andere kleuren. Zeker aangezien we in onze tijd zo sterk geneigd zijn om ons te beperken tot één essentie, lijkt het me zelfs beter om Vairochana, of de wijsheid van ruimte-zijn, niet te zien als een centraal gegeven, als een fundament, maar simpelweg als één van de vijf aspecten van een volwaardig ontwaakte verhouding met ons bestaan. Maar wel een goeie om mee te beginnen. Op je meditatiekussen én in je dagelijkse leven.