Een kernvraag voor westers boeddhisme: Wat prevaleert als zingevend kader, traditie of moderniteit?
De Britse auteur Stephen Batchelor is niet de enige vernieuwer van het westerse boeddhisme. Een ander voorbeeld is de Vietnamese zenleraar Thich Nhat Hanh.
“Boeddha was geen god. Hij was een mens zoals jij en ik, en leed zoals wij. Als wij met een open hart naar de Boeddha toegaan, zal hij ons met ogen vol mededogen aankijken en zeggen: Omdat er lijden in je hart is, kun je mijn hart binnengaan.”
De openingswoorden van Het hart van Boeddha’s leer zetten de toon van Thich Nhat Hanh’s boek uit 1998. Het vertoont opmerkelijke overeenkomsten met After Buddhism, het in 2014 verschenen boek van Stephen Batchelor.
Beide auteurs gaan in de sutra’s van de Pali Canon op zoek naar de woorden van de Boeddha. Beide zien in de vier Edele Waarheden een opdracht voor ons aardse bestaan. Beide situeren nirvana in de dimensie van ons leven, niet in een transcendente ervaring in een andere dimensie.
Er zijn ook verschillen. Batchelor houdt vast aan voorwaardelijk ontstaan in zijn oorspronkelijke betekenis; bij Thich Nhat Hanh verglijdt de betekenis in die van onderlinge afhankelijkheid van al het bestaande (‘interzijn’).
Voorts is het onderscheid tussen absolute en relatieve waarheid bij Batchelor een punt waar de weg van het boeddhisme begint af te buigen van de boodschap van de Boeddha, terwijl Thich Nhat Hanh dit onderscheid juist interpreteert als de bereikbaarheid van nirvana voor iedereen.
Boeddhisme groeit bij Thich Nhat Hanh organisch uit de boodschap van de Boeddha; bij Batchelor lijkt traditioneel boeddhisme juist een sta-in-de-weg om de beoefening in de praktijk te brengen die de Boeddha propageerde.
In de kern gaat het dus om een verschil in waardering van traditie. Wat prevaleert als zingevend kader: traditie of moderniteit?
Moderniteit heeft met haar geloof in wetenschap moeite iets metafysisch in haar omgeving te verdragen. Hoe kan de Boeddha nu op het grensvlak van de twintigste en de eenentwintigste eeuw zeggen: omdat er lijden in je hart is, kun je mijn hart binnengaan?
Vanuit het perspectief van traditioneel Aziatisch boeddhisme is de onttoverde westerse moderniteit kwetsbaar door haar gebrek aan religieuze verbeelding en mededogen.
Batchelor blokkeert waar Boeddha een kosmisch wezen is bij wie wij te rade kunnen gaan. Hoezo? Wie zegt dat? Is hier geloof aan het werk? Terwijl Batchelor beter zou horen te weten; in zijn studie Alone with Others uit 1983 analyseerde hij de westerse moderniteit precies op deze kwetsbaarheid.
De Franse filosoof Jean-Paul Sartre sprak een waar woord toen hij snedig opmerkte: “Ik ben niet minder metafysicus wanneer ik het bestaan van God ontken dan een andere filosoof die dat juist bevestigt.”
Boeddhisme heeft zijn manier van verwijzen naar de dharma telkens weer moeten herformuleren en zal dit blijven doen. Voor wie arm genoeg van geest is, liggen Boeddha en dharma voor het oprapen in het dagelijks leven. Is het boeddhisme wel eens kopje onder gegaan in zichzelf? Wel wis en waarachtig. Dit is de prijs van een levensovertuiging die zich telkens weer moet vernieuwen in een passende vorm van beoefening.
Moderniteit die metafysica wil uitdrijven is echter blind voor de transcendentie die zijn gestalte immer als een schaduw omgeeft.
Geef mij maar een Boeddha wiens hart we kunnen binnengaan.
Hans zegt
Dag Taigu,
Je laat me denken aan mijn oude dharmavriend Franscica Varela. Aan het eind van zijn wetenschappelijk onderzoek is daar het materiële onvermogen en blijft er verwondering die zich transcedentie laat noemen als ontoereikend woord voor de ervaring zelf