Zenleraar, auteur en journalist Dick Verstegen reist door Nepal. Hij ontmoet er interessante mensen. Voor het Boeddhistisch Dagblad schreef hij het volgende artikel.
Mustang, Kagbeni, Jharkot, Pokhara, Sarangkot, Kaskikot, Bodnath, Kathmandu. Voor menigeen zijn het alleen tot de verbeelding sprekende namen. De werkelijkheid is anders. Ook als je, zoals ik, er inmiddels vier keer geweest bent. Altijd weer anders. Ik moet denken aan Shunryu Suzuki’s laatste teishobundel: ‘Niets is zo’. Bevrijdend en ook wel beangstigend. Want het gaat erom echt je eigen hart te leren kennen te midden van die steeds weer andere werkelijkheid. De voortdurende andersheid die dit leven kenmerkt.
Bij mij overheerste vaak het beangstigende deze keer. Dat had ik nog niet zo meegemaakt. Ik kon best goed rusten in het reizen. Tot nu toe had de bevrijding altijd de overhand gehad. Maar dit keer stuitte ik hard op mijn eigen vergankelijkheid en op mijn eigen onvermogen. Mijn knieën willen niet meer en met weemoed dacht ik terug aan die keer dat ik, 67 was ik toen, van de berg afdanste van Kaskikot 800 meter naar beneden naar Pokhara. Dat was zes jaar geleden.
En dit keer was ik bovendien twee keer, bijna in elkaar overlopend, ziek. Een soort virusinfectie. Nepalese griep of zo. Op het plotseling uit het niets opdoemende dieptepunt van mijn ongesteldheid had ik 39 graden koorts. Ik zag tegen alles op. Ik werd chagrijnig. Wat een uitdaging. Hom en Lauren beloofden elkaar liefde en trouw in good and challanging times.
En dat hadden Ellen en ik ook gedaan voordat we naar Nepal gingen. Dus… In die uitdaging kon ik de rivier van rust ergens deep down nog wel vinden, ook als ik me klote voelde, maar het lijntje naar de innerlijke glimlach was wel een beetje dun geworden. Ik ben er toch al niet zo goed in die naar buiten te laten komen, maar nu was ik soms een getergd dier dat achter Ellen aan sjokte.
Ik moet zeggen dat deze confrontatie met mezelf een bijzondere dimensie kreeg, niet alleen in de Nepalese setting waarin altijd alles anders loopt, maar ook tegen de achtergrond van Ellens mateloze enthousiasme voor alles wat ze aan indrukken kon opdoen.
Het was niet makkelijk om over en weer geduld te betrachten en verwachtingen te relativeren. Van een bergwand afdansen was er niet bij deze keer. Eerder het omgekeerde: tegen een putrand opklimmen. Maar ik deed het en zie: daar zat Ellen op me te wachten. Met ongeduld soms, maar toch. Met liefde ook. En soms was ook de situatie precies omgekeerd en zocht Ellen, als gevolg van haar slaap- en energieprobleem, moeizaam de putrand.
Ja, je eigen hart leren kennen in zo’n situatie is een bar traject afleggen, net zo bar als Mustang doorkruisen na drie uur ’s middags. Er is niets meer om op te houden. Je kunt alleen je verkreukeldheid aanvaarden en blij zijn dat er iemand is die om je geeft.
Is deze confidentie mijnerzijds soms als een soort teisho te zien, een dharmales? Ach, het enige wat ik zeggen kan is dat zij, deze confidentie, alles te maken heeft met mens zijn en dat mens zijn een kwetsbaarheid kent die ik vaak redelijk onder de tafel kan moffelen. Maar die tafel verdampt snel als de situatie wat al te anders wordt. Daar lig je dan, in al je beangstigende blotigheid. Vanuit dat weerloze gegeven vinden we dat we het samen ook dit keer best goed gedaan hebben…gelukkig.
‘Het leven is voortdurend bezig ons een spiegel voor te houden, ons wakker te schudden. Wanneer we niet bereid zijn te zien wat het leven ons probeert te laten zien, zal het de intensiteit opvoeren totdat we willen zien wat we moeten zien. Op deze manier is het leven zelf onze grootste bondgenoot.’ Aldus Adyashanti in de jongste inspiratiemail.