Over identiteit, angst en vergeten idealen
Wat ooit begon als een strijd voor bevrijding, eindigt vandaag te vaak in angstig stilzwijgen. Progressieve idealen – ooit een bron van vernieuwing en moed – worden steeds vaker ingezet ter bescherming van groepsidentiteiten. En wie daar kritiek op heeft, riskeert te worden weggezet als verrader.
In de jaren zeventig voerden progressieve denkers en activisten een moedige strijd tegen kerkelijke en wereldlijke dogma’s. Ze keerden zich tegen patriarchale structuren, beklemmende moraal, het taboe op seksualiteit en de onderdrukking van vrouwen en homoseksuelen. Religie en de normen van de gevestigde orde golden als bolwerken van onvrijheid. Wie werkelijk vrij wilde zijn, moest (religieuze) tradities durven bevragen.
Fast forward naar nu: veel van die vrijheden zijn verworven. De progressieve beweging heeft grote stappen gezet. Maar vreemd genoeg lijkt juist binnen diezelfde kringen religiekritiek tegenwoordig taboe. Wie zich uitspreekt over de positie van vrouwen binnen sommige islamitische gemeenschappen, benoemt dat afvalligheid soms wordt bestraft of dat homoseksualiteit wordt afgewezen, loopt het risico te worden weggezet als islamofoob. Of erger nog: als iemand die ‘de kaart van rechts speelt’.
Kampdenken als nieuwe orthodoxie
Waar progressief denken ooit draaide om bevrijding, draait het nu steeds vaker om groepsbescherming. Kritisch denken maakt plaats voor morele reflexen. En zoals elke ideologie ontwikkelt ook deze stroming haar eigen blinde vlekken.
Religiekritiek – ooit het speerpunt van links – wordt in bepaalde progressieve kringen als ‘koloniaal’ of ‘racistisch’ bestempeld. Maar iets geloven betekent niet automatisch dat het waar is. En wie vrijheid van denken serieus neemt, kan daar niet selectief mee omgaan.
De Amerikaanse schrijver Charles Eisenstein noemt dit fenomeen two-sides-ism: het reflexmatige denken in kampen. Links of rechts. Goed of fout. Wij of zij. In zo’n landschap telt niet meer wat je zegt, maar vanuit welk kamp je het zegt. Denken wordt ingewisseld voor loyaliteit.
In boeddhistische termen: dit is hechting aan identiteit. Zodra ‘progressief zijn’ een identiteit wordt in plaats van een open houding, ontstaat een nieuwe gevangenis. Dan zoeken we veiligheid in schijnzekerheden. Twijfel toelaten wordt verboden.
Selectieve verontwaardiging
Kampdenken leidt tot selectieve verontwaardiging. Vrouwenrechten worden verdedigd – tenzij dat wringt binnen een multiculturele context. Als christenen zich negatief uitlaten over homoseksualiteit, krijgen ze – terecht – stevige kritiek. Maar als diezelfde houding voorkomt binnen de islam, blijft het vaak opvallend stil.
Vrijheid van religie wordt gekoesterd – maar het gebrek aan vrijheid binnen religie blijft vaak onbesproken.
Dat dit debat gevoelig ligt, is begrijpelijk. Religiekritiek werd in het verleden te vaak misbruikt als dekmantel voor racisme. Maar dat mag ons niet verlammen. Wie universele waarden serieus neemt, moet onvrijheid durven benoemen – ongeacht de culturele of ideologische context waarin die voorkomt.
Eisenstein stelt dat echte vooruitgang pas mogelijk is wanneer we het kampdenken overstijgen. Wanneer we opnieuw leren luisteren – niet alleen naar wie ons bevestigt, maar ook naar wie ons uitdaagt. Hij noemt dat luisterende politiek: niet de vraag of iemand links of rechts is, maar of iemand bereid is te twijfelen, te luisteren en – indien nodig – te veranderen.
In het boeddhisme bestaat het begrip beginner’s mind – de geest die niet weet, maar open blijft. Die geest is zeldzaam geworden in het publieke debat, waar meningen vaak verharden tot muren.
Hirschman zag het aankomen
Denker Albert Hirschman voorzag dit patroon al decennia geleden. Zodra een beweging haar doelen deels bereikt, verschuift de focus van verandering naar behoud. Kritiek wordt dan niet meer gezien als een kans op groei, maar als een bedreiging van verworvenheden. En dan hoor je de reflexen: “het werkt averechts”, “we moeten solidair zijn” of “dit schaadt andere idealen”.
Maar werkelijk progressief zijn betekent niet dat je elke culturele praktijk klakkeloos verdedigt. Het betekent juist dat je elke vorm van onvrijheid durft te bevragen – ook binnen gemeenschappen waarmee je je verwant voelt.
Progressief zijn is niet comfortabel
Echt progressief denken is nooit comfortabel. Het vereist moed, nuance en mededogen. Het vraagt om het loslaten van groepsdenken en om een open blik op het individu:
- Naar het meisje dat haar hoofddoek niet mag afdoen.
- Naar de jongen die zijn coming-out vreest.
- Naar de ex-moslim die in stilte leeft, omdat spreken gevaarlijk is.
- Naar de klimaatactivist die twijfelt aan kernenergie, maar daar niet hardop over durft te spreken.
- Naar de student die kritiek heeft op de wokebeweging, maar bang is om als verrader te worden gezien.
Als we werkelijk luisteren – zonder angst om buiten de groep te vallen – verdwijnen de versimpelingen van het wij-zij-denken. Dan wordt het mogelijk om conflicten niet te winnen, maar te begrijpen. Om samen een synthese te vinden – en misschien zelfs te helen.
Slotreflectie
Progressieve idealen zijn pas betekenisvol als ze universeel zijn. Ze gelden niet alleen voor seculiere westerlingen, maar voor ieder mens – ongeacht afkomst, religie of cultuur. Wie dat uit het oog verliest uit schuldgevoel, angst of misplaatst respect, vervalt ongemerkt in behoudzucht.
Wie zwijgt uit angst om een kamp te verlaten, verraadt niet alleen de idealen van gisteren – maar ook de mensen van morgen.

Luuk Mur ( 1952) is psycholoog en heeft een drietal boeken geschreven over de door hemzelf ontwikkelde hulpverleningsmethode communitysupport. Hij is lid van de Dzogchen Community Nederland. Dzogchen is een vorm van Tibetaans boeddhisme waarbij veel belang wordt gehecht aan de ontwikkeling van individueel bewustzijn. Bij deze traditie streeft men naar non-dualiteit van het bewustzijn. Mensen zijn zich niet alleen bewust ( je weet dat je dit leest), maar je kunt je ook bewust zijn van dit eerste bewustzijn. Dit meta-bewustzijn wordt ‘gewaarzijn’ genoemd.
Geef een reactie