Zelfs in Kyoto
verlang ik naar Kyoto
als de koekoek roept.
Bashō (1644-1694)
Fernweh: verlangen naar onbekende oorden of vervlogen tijden.
Dat is het gevoel dat deze haiku bij mij oproept. Het gevoel dat je soms kunt hebben ook al ben je in je eigen stad of dorp.
Fernweh is wat anders dan heimwee. Heimwee is het verlangen naar iets bekends. Naar je huis, geboortegrond of vrienden en familie. Het is een bijtend, negatief verlangen, terwijl Fernweh meer een sluimerend, zoet gevoel is.
Bashō schreef deze haiku, hier in de vertaling van Germain Droogenbroodt, in 1690 terwijl hij in Kyoto verbleef. Als hij de koekoek (hototogisu, daar is hij weer) hoorde roepen verlangde hij naar het Kyoto van de tiende en elfde eeuw. De periode waarin dichters van hoog niveau de koekoek uitgebreid in hun poëzie bezongen.
Misschien voelde Bashō hetzelfde als de haiku-dichters van nu. Ook zij kunnen soms verlangen naar de bloeitijd van de grote meesters: Bashō, Buson, Issa en al die anderen.
De grote poëten uit de tiende en elfde eeuw bereikten hun hoge niveau door te dichten, te dichten en nog meer gedichten te schrijven. Poëzie nam een grote plaats in, in de hofcultuur van die tijd.
Bashō en zijn collega-dichters uit de zeventiende en achttiende eeuw werden ook beroemd door veel haiku’s te schrijven en haiku’s van anderen te bestuderen. Zij leefden in een tijd van zen. Hun leven en opleiding waren doortrokken van zen, net als hun haiku’s.
Nu de haiku is doorgedrongen in de westerse samenleving is het interessant om de ontwikkeling hiervan te zien. Om te zien of het mogelijk is dat poëzie in het algemeen, en haiku’s in het bijzonder, net zo’n plaats kan innemen als in vroeger tijden. Wij zitten nu midden in deze ontwikkeling, dus misschien wordt dat pas beoordeeld door toekomstige dichters die over een paar honderd jaar met een gevoel van Fernweh terugkijken op de (haiku-)dichters van de eenentwintigste eeuw. Een fascinerende gedachte. Jammer dat we dan niet even om een hoekje kunnen meekijken.
Geef een reactie