Toen ik lang geleden in aanraking kwam met het boeddhisme en toevlucht nam, had ik de indruk-argeloos als ik was, dat ik in een wereldwijde warmte van empathie, liefdevolle vriendelijkheid en compassie terecht kwam. Wat een opluchting na de teleurstellingen in de zoektocht naar de zin van het bestaan van het leven. Meditatie deed mijn geest op de grondvesten schudden, ik werd gewaar van de ellende die ik anderen en mijzelf bezorgd had door onwetendheid, hebzucht en verwarring. En ego.
Dat speelde zich op mijn eigen vierkante meter af. Door de krant die ik vanaf 2012 ging uitgeven, maakte ik kennis met het venijn in het boeddhisme, het boeddhistische koninkrijk Bhutan waar niet-boeddhisten die daar wonen over de kling worden gejaagd, moord en doodslag in Birma, moord en verkrachting in andere oorden en landen, door boeddhisten gepleegd, de ellende in Tibet, het oorlogsverleden van Japanse boeddhisten, de lijfwachten van hooggeplaatste monniken. Het zijn zulke afschuwelijke grootheden dat ze nauwelijks te bevatten zijn. Ze druisen zo in tegen alles waarvan ik vind dat het boeddhisme is. Vrienden van mij zeggen: boeddhisten zijn ook maar mensen, en ze lachen dan minzaam.
Ver weg, maar ook veel dichter bij huis, zijn er boeddhistische leraren die hun handen en lid niet thuis kunnen houden. Hun studenten seksueel misbruiken of er buitenechtelijke relaties mee aanknopen onder het mom van liefde, bescherming en genegenheid. Of in het kader van een boeddhistische beoefening. Ze verkeren in goed gezelschap, zoals die van de Amerikaanse president Bill Clinton en (verbaal) ook van de toekomstige president Donald Trump, met hun buitenechtelijke relaties en gore praat. In dat decor van verloedering passen de afschuwelijke daden van deze boeddhistische leraren.
Het boeddhisme, het achtvoudige pad, is een leerproces, maar dergelijke praktijken accepteren en deze leraren niet veroordelen is medeplichtig worden aan hun laakbare gedrag. En dat wil ik niet. Het zou de boeddhistische sangha’s sieren om niet alleen vertrouwenspersonen aan te stellen maar ook het rotte fruit uit de mand te verwijderen. Want het gaat er niet om wat het boeddhisme met de 84.000 sutta’s over deze zaken zegt, maar ook hoe deze praktijken zich verhouden tot onze moraal en wetgeving en schade toebrengen aan mensen. Ik pleit voor een beroepsverbod, levenslang. Zodat het in de sangha’s weer veilig wordt.