Ze zijn al vijf weken vrijwel onzichtbaar aan het werk in het gebouw waarin de Kloosterbunker is gevestigd. Door een spleet onder een deur is soms een lichtschijnsel te zien en je hoort de mannen ook als ze met ijzeren voorwerpen aan de slag gaan. De houten deuren die de gaten afsloten die toegang gaven tot de liftkoker zijn vervangen door metalen schuifdeuren hangend in metalen posten. Verpakt in het plastic. Buiten gebruik.
En laatst zag Chef ze, op de derde verdieping. Twee mannen, de een jong en goedlachs, de ander ouder met een vorsende blik. In het halletje stonden twee schragen en daarop metalen voorwerpen die kleiner werden gezaagd. Ze maakten een praatje met Chef die informeerde naar de voortgang van de aanleg van de twee nieuwe liften. Maar daar deden de mannen geheimzinnig over. Welzeker waren ze klaar voor de zevende mei, zoals was afgesproken, maar hoeveel dagen ervoor, dat wilden ze niet zeggen. Een uur later waren ze verdwenen, uit het zicht. Chef hoorde ze aan het werk in de liftschacht, als twee bodhisattva’s die er zijn als je ze nodig hebt. Met aan de lift metalen klauwen die de kooi vastzet als de kabels breken en hulp nodig is.
Vrijwel dagelijks daalt Chef een flink aantal trappen om de uitgang van de Kloosterbunker te bereiken. En hij stijgt om naar de redactie te komen. Op die trappen is het stil maar af en toe is hij er met anderen die zakken of stijgen. In het begin toen de liften niet werkten en de trappen werden beklommen maakte Chef een praatje pot met anderen op de trap. Het had niet veel om het lijf. Maar gaandeweg verstilde Chef in dat trappenhuis. De enige die hij nu nog tegenkomt is een lange, jonge man. In het begin was het nog: hallo, jij weer, een korte lach. Maar nu kijkt Chef de ander alleen maar aan en de ander kijkt naar Chef. Meestal daalt Chef en stijgt de man. De een wacht op de ander naar gelang de ander en de een de afstand op de trap heeft afgelegd. Ze knikken naar elkaar en als het heel luidruchtig is zegt de man oh.
Chef beschouwt het als het nirvana, hij is in totale rust aanwezig. Vrij van alle vergift. Het trappenhuis als oefening in geduld, wars van hebzucht, niet de eerste willen zijn. Dat verkokeringsproces neemt grote vormen aan. Vorige week was hij in het stadskantoor om een document op te halen. Hij moest wachten, lang wachten. Een jonge vrouw kwam naast hem zitten, met een leuk klein jongetje. Chef schatte het een paar maanden oud. Normaal zou Chef opmerkingen gemaakt hebben over de overtollige haardos van het ventje en gevraagd hebben hoe oud het jongetje was. Mogelijk het ventje een aai over de bol hebben gegeven als zelf-opa. Maar door het trappenproces, het vrijwel op jezelf teruggeworpen zijn, deed hij niets van dat. Hij genoot van het niet-praten en keek naar de andere klanten voor die negen loketten in het stadskantoor. Hij was gelukkig. Heel erg gelukkig. De wereld als een trappenhuis.
andré zegt
rituelen en symboliek zijn belangrijk
voor het mens zijn .
dit cursiefje is op dat vlak een hoogstandje
proficiat chef ! ! !