Chef: Dag oma, hoe is het met u?
Ja, goed jongen, fijn dat je op mijn sterfdag belt.
Dat is toch vanzelfsprekend, oma, die dag staat elk jaar in de agenda vermeld en ook uit mijn hoofd weet ik die datum wel. Ik ben u nooit vergeten.
Weet je, Joop, ik ben door mijn wedergeboorte jonger dan jij nu bent. Ik ben het wel niet zelf die wedergeboren is, maar daar doen we niet moeilijk over. In het najaar van 1983 ben ik wedergeboren, weer als meisje en ik heb bij en met mijn ouders een gelukkige jeugd gehad. Ik trouwde met Willem toen ik 24 was en heb inmiddels twee kinderen. En nog een lang leven voor me. Wat leuk dat er mogelijkheden zijn om mij te spreken te krijgen. In mijn vorige leven had ik alleen een zwarte bakelieten draaischijftelefoon, op het dressoir, weet je dat nog?
Natuurlijk oma. Met moderne boeddhistische technieken is het tegenwoordig mogelijk om met alle overledenen en opnieuw geborenen contact te zoeken. Met enorme koepels worden stemmen uit het heelal gevist en zo kon ik ook uw spoor volgen. Wat was het toch altijd fijn bij u. U was de liefste oma van de hele wereld. U had ons onvoorwaardelijk lief en wij konden altijd met onze zorgen en problemen bij u terecht. We speelden altijd zo leuk bij u en als we naar de weekmarkt gingen kregen we een grote puntzak patat. Ik gun iedereen zo’n oma. U was ook zo modern, maakte zelf uw advocaat -wij kregen ook een glaasje, en wij moesten sigaretten voor u kopen, Miss Blanche. Tegenwoordig zouden wij als kinderen dan in aanraking komen met de Kinderbescherming, toen pafte iedereen erop los. U keek altijd naar de daden van iemand, beoordeelde nooit de mens- in wie u altijd wel iets goeds zag. Aan roddelen had u een hekel. Wat heb ik veel van u geleerd.
Weet u nog, oma, dat u de laatste maanden van uw leven in een verzorgingshuis in Honderdtienmorgen heeft doorgebracht. Door Rotterdammers Honderdentienzorgen genoemd. En ook wel een bejaarden detentie centrum, ja, ja. En dat u, omdat u vergeetachtig werd en het vuur onder de aardappelen niet op tijd uit deed, de hele straat dreigde af te branden. En dat uw hoop toen op mij gevestigd was- als naamgenoot van opa, om u een gang naar dat huis te besparen. En dat u aan tafel zat, met een smyrnakleed er overheen, de duimen draaiend, en dat ik tegen u zei dat het zo niet langer kon en dat u uw huisje, waar u zo lang woonde, moest verlaten. En dat u dat ook deed en ik mij afschuwelijk voelde.
Jongen, het is goed zo. Binnen een paar maanden stierf ik. Ik heb niet lang geleden in dat tehuis. Jij deed wat op dat moment het beste was. Elke dag opnieuw moeten we beslissingen nemen waarmee anderen gemoeid zijn. Ik moet nu de aardappelen op gaan zetten, de kinderen komen zo thuis. Als jij dood bent en wedergeboren bel ik jou.
Dat is goed oma. Tot later.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Take care out-there.
Wouter ter Braake zegt
Lief.