Vandaag een dwangmatige column over jongens van de gestampte pot. Mijn vader Frans noemde zijn kinderen zo, ook zijn dochters. Jullie zijn jongens van de gestampte pot, zei hij tegen ons. We analyseerden die zin nooit omdat we met name in de winter veel stamppot aten, koolsoorten, spruitjes, peen en uien met vette jus. Dus we waren inderdaad jongens (en meiden) van de gestampte pot.
Waarom weet ik niet maar die tekst speelt al weken door mijn hoofd, misschien omdat het buiten herfstig weer is en een stamppot er wel in zou gaan. Afgelopen weekeinde stelde ik mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Tijmen, zelfs voor om een lekkere zomersnert te maken, maar ik bedoelde eigenlijk snert met alles erop en eraan (behalve winterpeen die verziekt de soep door een zoetige smaak).
Ik werd onrustig van mijn vaders stamppot en zocht vanmiddag op het net de definitie van ‘jongens van de gestampte pot’ op, in de verwachting dat heel misschien de uitdrukking zou zijn gebezigd. Nou ik vergiste me, op ENSIE, het woordenboek van populair taalgebruik kwam de stamppot mij rijkelijk tegemoet.
Jongen van de gestampte pot (een kleine weergave):
(1932) (Barg.) jongen zonder kapsones; doodgewone vent. Huizinga denkt bij gestampte pot aan een retorische figuur. Volgens Endt en Frerichs (Bargoens Wdb.) (die als uitleg geven ‘betrouwbaar persoon; ervarene’) verwijst deze zegswijze naar het gevangeniseten: gestampte pot of stamppot. Gestampte aardappelen, vermengd met groenten’ staat immers voor eenvoudige, gewone kost.
• De waakzame chauffeur en een toffe jongen van de gestampte pot. (Nieuwe Hoornsche courant, 07/04/1932)
• Men mist nog 4 spelers, men ziet reeds een verloren middag en reglementaire boete, enz. Als dan later de scheidsrechter, ook een jongen van de gestampte pot, de lunchroom met een bezoek komt vereeren, klinkt spontaan de roep, ha die Klaas, moet jij fluiten? (Het groentje; sportblad voor Noord-Holland-o.a. officiëel orgaan van den Noord-Hollandschen Voetbal Bond, 20/05/1937)
• Die opper is een jongen van de gestampte pot. (Piet Bakker: Cis de Man, 1947)
• … ik ben meer gesteld op jongens van de gestampte pot! (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)
• Ook een jongen van de gestampte pot. (Simon Carmiggelt: Louter leugens. 1951)
• Verdorie nee -die Janussie is een jongen van de gestampte pot! (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• In ieder geval lopen er sporen naar de omgeving van Bentjebaar en ik laat in ieder geval nagaan of er jongens van de gestampte pot af en toe naar Amerongen of naar Schaarsbergen reizen. (Rinus Ferdinandusse: Naakt over de schutting. 1966)
• … een jongen van de gestampte pot die hun taal sprak. (Remco Campert: Tjeempie! of Liesje in luiletterland, 1968)
Ik vermoed dat ouders hun kinderen tegenwoordig geen jongens van de gestampte pot meer noemen. Tenminste, ik hoor dat niet. Zelf noemde ik mijn kinderen en kleinkinderen ook niet zo. Terwijl ze wel gek zijn op stamppot, zoals zuurkool. Taal leeft maar gaat ook dood of raakt in de vergetelheid, een mooi beeld van vergankelijkheid. Ouderdom.
De geest is weer tot rust gekomen door het schrijven van deze column. Mijn vader is lang geleden gestorven maar blijft door zijn woordgebruik leven. Tot al zijn jongens van de gestampte pot de deur uit zijn gestapt, overleden. Dus zeg het voort: We zijn jongens van de gestampte pot.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.