Wat hoort een kiezer zoal in de aanloop naar het stemhokje? Zit er muziek in deze verkiezingen?
Alle kandidaten blazen hun partijtje mee. Er zijn zelfs nieuwe orkesten opgericht, met geheel eigen klank en repertoire. Sommige muzikanten moesten wel lang wachten voordat hun huiscomponist eindelijk zijn opus 1 af had. Daarna bleef onduidelijk of hij het stuk zelf wilde dirigeren. Andere orkesten stoften oude partituren en partijen af voor een eigentijdse uitvoeringspraktijk.
De musici namen flink de tijd om te stemmen. Natuurlijk stond die ene irritante hobo toonaangevend te zijn. Een paar musici probeerden samen nieuwe akkoorden te bedenken.
Inmiddels concerteert men in allerlei zalen en studio’s, nu eens klankrijk virtuoos, dan weer armetierig amateurig. Aanvankelijk klonk een aarzelend adagio, maar nu hoor je crescendo’s, paukenslagen en dissonanten. Bijna iedereen zingt op max-volume steeds hetzelfde liedje, dwars tegen de andere zangers in. Zelfs een kieskeurige toehoorder kan er geen wijs meer uit.
Er zijn musici die vinden dat zij de eerste viool moeten spelen, zelfs al is de triangel hun instrument. Velen vertonen een solistisch optreden. Ze scheppen alvast op over hun glansrol in het slotconcert – gedurende vier maten, wel te verstaan.
Wat pikt de kiezer op uit deze kakofonie? Wat klinkt in het stemhokje nog tussen de oren? Het Wilhelmus? Wereldmuziek? De klompendans, of toch de bossanova? Misschien dat pianoconcert voor de linker hand? Dat populaire deuntje van die ene gezellige zangeres? Of toch het ‘Alle Menschen werden Brüder’? Of ‘Schwester’…
Maar ja, na dit concours begint alles weer opnieuw. De uitverkoren dirigent mag een nieuw orkest samenstellen. Zijn concurrenten zingen een toontje lager. Wel mogen ze straks in ’s lands concertzaal bravo roepen – of boe.