Bijna had ik deze column niet kunnen schrijven, was dit lichaam in een ziekenwagen met gillende sirene afgevoerd naar een hospitaal en in een operatiekamer door medische specialisten behandeld. Had mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, mijn kinderen en kleinkinderen, naaste vrienden daarover een berichtje ontvangen: Monnik Joop is opgenomen. En dan de drukte naast het ziekbed, ik dommel weg door de narcose, zie heel vaag mijn vriendin, kinderen en kleinkinderen die niet weten hoe ze me op moeten beuren. Bewegen doet pijn en het ziekenhuisvoedsel is afschuwelijk. Dat had er kunnen gebeuren.
Maar wat is er nu feitelijk aan de hand?
Vanmorgen, even over half elf, verliet ik de Kloosterbunker met een Claxbox (Clax is een transportmiddel voor onder meer loodgieters, bibliothecarissen en burgers) vol karton om die in de papiercontainer in de kelder van het Kloosterbunkergebouw te storten. Ik merkte al dat de liftvloer ietwat vochtig was en voelde nattigheid, uw columnist die wegens artrose en verziekende hitte met een Friese stok loopt.
Karton gestort, de postbode gegroet, post opgehaald en weer terug naar de Kloosterbunker. Ik stap uit de lift en zie de tegelvloer stralen, dus opnieuw nattigheid: de huishoudelijke dienst dweilde maar droogde niet. In het midden van het halletje gleed de Friese stok weg en ik volgde. Slechts door mij stevig vast te klampen aan Clax kon ik ietwat overeind blijven. En bleef een rit per ambulance mij bespaard.
Het merkwaardige is dat ik niet bang was om te vallen maar dat ik een beeld opriep van hoe andere kloosterlingen mij zouden vinden. De gevallen man. Even later betrad ik weer de Kloosterbunker en ging aan het werk. Naast me staat de Clax, de redder.
Moedig voorwaarts!
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.