Het was eerste kerstdag, nee, niet 1961 maar dit jaar. De telefoon zoemde, ik nam op en hoorde: Joop, hier Mierrhoe, hoe is het met je?
Mierrhoe is mijn kleermaker, hij maakt al meer dan twintig jaar hemden van door mij aangeleverd linnen en katoen waarmee ik jaren vooruit kan, soms wel tien jaar. Het klinkt luxe, een eigen kleermaker, maar ik heb een uitzonderlijk lichaam, hemden die ik in een outsize man shop koop zijn te klein en dragen ongemakkelijk.
Ik breng de stoffen vaak zelf naar Mierrhoe. Die contacten verlopen volgens een vast patroon. Hij opent de deur, gang door, in de woonkamer op een stoel aan tafel en het eerste kwartier wordt over van alles gesproken, behalve over kleding. We informeren naar onze gezondheid, die van onze partners en kinderen en vrienden en als dat gebeurd is wordt de tas met stoffen geopend en door hem betast en bekeken. Hij noteert nog wat lichaamsmaten en dan drinken we koffie.
De laatste keer dat ik bij hem was bereidde zijn vrouw een Hindoestaans gerecht voor mij en haar man. Toen was het lang stil. Vorig jaar kondigde Mierrhoe aan te stoppen met zijn werkzaamheden als kleermaker. Hij ging motorrijwielen bekleden met leer. Alleen voor klanten met kledingmaat 3x XL bleef hij kleding maken. Ik zuchtte van verlichting.
Eigenlijk ben ik slechts een klant van Mierrhoe. Maar we hebben iets gezamenlijks: geen kouwe drukte en enige schuwheid. En de kleding natuurlijk
Dus Mierrhoe belde op de 1e dag. Hoe het met me ging? Hoe ik me voelde? Ook de groeten van zijn vrouw aan mij. Mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, groette terug. Ik was altijd welkom als ik in de buurt was, zei Mierrhoe, dan zouden ze voor mij weer een gerecht maken. Ik zei dat ik dat heerlijk vond.
Het gesprek duurde maar kort toch had het op mij een enorme impact. Gebeld worden en zoveel vriendelijkheid ontvangen. Een welkom. Metta.
Moedig voorwaarts.