Tijdens een rit door Hillegersberg moest ik vandaag ineens aan Bas en Kiki denken. Ik weet niet waarom, de geest is een merkwaardig type, altijd uit op reuring. Nou, die beleefde ik wel met Kiki en Bas.
Kiki was een monster van een kat en Bas een kitten (oorspronkelijk dan) uit een nest katten van mijn moeder. Mijn moeder nam zwerfkatten op.
Toen Bas in mijn leven kwam woonde ik met de latere moeder van mijn kinderen ongehuwd tweehoog in een arbeiderswoning in het Nieuwe Westen van Bunkerstad. De woning had schuiframen aan een touw met een contragewicht en een katrol. Op een dag klom Bas op de granieten vensterbank en viel even later op een fiets die tegen de gevel op straat stond geparkeerd. Ik zag het gebeuren. Met de kat naar de dierenarts- er leek niks aan de hand. Maar jaren later bleken de darmen van de poes verkleefd en aan elkaar gegroeid. Het was een lijdensweg. Op een avond van een vijfde december in een jaar, ik woonde toen in Groenlo met mijn gezin, maakte Bas zijn laatste rit naar een dierenarts in Enschede.
Vanuit de arbeidersbuurt verhuisden we naar Blijdorp, een kakbuurt. Daar kwam Kiki in ons leven. Het dier zou uitermate geschikt zijn geweest om dienst te doen als politiekat, zo agressief was ze. Ze liet een spoor van bijna-blinden na. De moeder van mijn kinderen kocht de kat, misschien wel in een asiel. Zij was in die tijd parttime hostess bij de Franse Toeristen Service, en reisde regelmatig mee in een trein met Nederlandse toeristen naar het heerlijke Frankrijk.
Het was net voor vertrek, ze was al gekleed in uniform. Ze haalde Kiki kersvers aangeschaft uit een mandje, het dier sprong op haar hoofd en even later stroomde het bloed over haar gezicht. Het was vreselijk. In Groenlo krabde het dier mijn peuterdochter bijna de ogen uit toen zij, de kat, onder een kastje was gekropen en mijn dochter contact zocht met haar. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Ik bracht de kat, die merkwaardig genoeg wel ontzag voor mij had, naar een boerin op het platteland waar ze is opgevangen.
In Blijdorp maakte ook Quintus -de vijfde- zijn entree. We waren al met ons vieren, Bas en Kiki, de moeder van mijn kinderen en ik. Quintus was een Rottweiler, een in die tijd gevreesd hondenras vanwege het onbeheerste bijtgedrag. Op straat liepen voorbijgangers in een cirkel om mij heen, ik neem aan voor Quintus, maar het dier was als politiehond totaal ongeschikt. Een sukkel eigenlijk.
Slechts één keer doorkliefde een tand van de overigens lieve hond een schedel van een vechthond, nadat die een lip van Quintus aan stukken had gescheurd. En dat kan je als Rottweiler natuurlijk niet over je kant laten gaan. Op een dag was Quintus dood aan kanker in een poot. Hij ligt begraven in een bos. Hij was mijn vriend en nu ik over hem schrijf mis ik hem nog steeds. Kiki niet, die zal wel een ongelukkige jeugd hebben gehad, of zoiets. Ze hield niet van mensen, alleen van mij, de Goedmoedige Reus. Bas had pech, het ontdekken werd hem noodlottig.
Ik ga gauw nog een keer naar Hillegersberg, inspiratie opdoen. Ik mediteerde daar wekelijks bij Tegen de stroom, maar daar heb ik al genoeg over geschreven. Het thema van deze column is vergankelijkheid, besef ik. Alles komt, alles gaat.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.