Vaak als ik aan de dagelijkse samenstelling van het Boeddhistisch Dagblad werk luister ik met een half oor naar de DAB-radio op mijn werktafel. Vanmorgen stonden de Arbeidsvitaminen op, voor jonge mensen waarschijnlijk een onbekend begrip. Het programma stamt al van decennia terug toen in fabrieken en werkplaatsen in de ochtend de uitgezonden liedjes schalden.
Ik luisterde -niet zo aandachtig- naar Nederlandstalige muziek tot ik opeens Maggie MacNeal het liedje Terug naar de kust hoorde zingen. Ze zong over verlangen, zo’n duizend kilo heimwee. En ineens keerde ik zelf terug in de tijd, naar 1981, toen ik in Twente woonde en werkte. In een prachtige, natuurlijke omgeving met vriendelijke mensen. En ik hetzelfde liedje hoorde en ik een verschrikkelijke heimwee kreeg naar de zee, de duinen, de kust. De mensen die synoniem waren voor de kust.
Binnen een paar maanden reed ik met mijn gezin achter de verhuiswagen aan, naar het zuiden, niet zo ver van de kust vandaan.
Ik heb nooit spijt gehad van die beslissing. De zeewind is anders dan de boswind. Niet meer of minder.
Moedig voorwaarts!
Michel Ball zegt
Eind 2008 verhuisde ik van het Rotterdamse Noordereiland naar de flat van mijn toen zwangere vrouw in Kerkehout bij Wassenaar. In die twaalf jaar ben ik misschien dertien keer naar het strand geweest.
Jacob van Keulen zegt
Daarom zal ik altijd in het mooie Fryslân blijven waar alles aanwezig is: kust en meren, bossen en waar het bijna altijd waait.
Ruud van Bokhoven zegt
Zelf woon ik afkomstig uit Rotterdam zuid nu op t’eiland (niet te verwarren met Thailand qua uitspraak) maar op het eiland Voorne-putten dat binnenkort Voorne aan zee gaat heten.
Een eiland met natuurlijk de zee en duinen, maar ook bossen die aan de duinen grenzen en waardoor mooie wandelingen gemaakt kunnen worden.
Eén van de mooie streken die Nederland rijk is.
Bert Dorrestijn zegt
Geboren en getogen bij de heidevelden. Waar ik als jong jongetje rondzwierf en de vogels van bos en heide bewonderde. De korhoender, de tapuit, de kleine goudhaantjes die samen met de koolmezen , pimpelmezen en staartmezen rondtrokken van dennenboom naar dennenboom. Als je héél stil bleef staan onder zo’n boom kwamen ze zacht piepend tot vlak bij je en verwonderde ik mijzelf over de enorme schoonheid van deze wezentjes. De fietstochten naar de uitgebreide rietvlaktes van de Noord- Oostpolder waar de Kiekendief over de rietvelden zweefde. Het naardermeer waar de reeën ’s avonds uit de bosrand kwamen om te grazen in de omliggende weiden. Waar een lepelaarskolonie en een aalscholverkolonie broedde. Een gebied dat door Jac. P Thijsse gered is voor de ondergang omdat het bestemd was als vuilstortplaats van Amsterdam begin negentienhonderd. Achterop de fiets als jongetje bij mijn vader met mijn voeten in de fietstassen en mijn vriendje voorop het stuur tussen de sterke armen van mijn vader. Mijn vader die overleed toen ik vijf jaar oud was en ik voor het eerst op jonge leeftijd met veel verdriet besefte dat niets blijft en alles stroomt en vergankelijk is. Het verdriet van mijn moeder en de problemen die dit mij op latere leeftijd gaf. Ik ruilde het allemaal in voor mijn huidige leven in Zeeland waar de zee mij zachtjes in slaap wiegt op zomerse avonden als hij achter de dijk waar ik woon zachtjes ruisend tegen de dijk slaat. Waar het bij storm enorm tekeer kan gaan en de bomen in mijn tuin heen en weer zwiepen en de golven woest rollend het land proberen te “grijpen”. Waar het boerenland vlak en uitgestrekt is en stoere zeeuwse trekpaarden bij een hek in het weiland staan in zon, weer en wind. Waar de Zeeuwse klei dik en vet is en ’s winters in lange vooren naar de horizon lopen. De duintoppen waar je op zomerse dagen ver zicht hebt over de kop van Walcheren. Het land van Toorop en Mondriaan en vele andere kunstenaars die neerstreken in Domburg en het omtoverden tot een kunstenaarskolonie begin 1900. Waar ’s zomers alles overspoeld wordt door toeristen en de lucht van gebakken friet. De terrassen volzitten met bierdrinkende etende mensen. Waar ’s winters de rust weer weerkeert en de regen het braakliggende land geselt terwijl je tussen windsingels van meidoorn es en populier kromgebogen over je stuur vooruit probeert te komen ( en nu denk ik aan “De eenzame fietser” van Boudewijn de Groot) .Hoe tijden veranderen en het tij komt en gaat. Hoe alles stroomt en beweegt in ruimte en tijd en hoe ik mij besef dat je thuis de plek is waar je hart zich bevindt. Waar je ook gaat of staat. De zee, het leven, de liefde, troost en de vergankelijkheid.