We zitten nu al dagenlang in de schoot van de Himalaya. Een vallei op een kilometer of tien van Jomsom, waar we met een speelgoedvliegtuigje in gezelschap van hooguit twaalf anderen naar toe zijn gebracht. In die vallei ligt het plaatsje Kagbeni. Daar verbleven we in hotel Dragon. En ik moest halsbrekende toeren uithalen om er vanuit het dorpje te komen, want het ligt tamelijk hoog. Inmiddels zitten we in Jharkot, waar de omhelzing van de Himalaya vergelijkbaar is en waar de tijd volledig heeft stil gestaan. Óp schoot, zou je ook kunnen zeggen.
Kagbeni is de poort naar Upper Mustang. Vorsten van de Kag Khar-dynastie regeerden er hun koninkrijk. Geen idee hoe lang dat geleden is. Er is bijna niets over te vinden op internet. Royaal vòòr de vroege middeleeuwen zou ik denken. Een oude ruïne getuigt er nog van. Ze is volledig opgeslokt door het dorp. Allerlei huisjes zijn als woekerflora kruip-door-sluip-door tegen de ruïne aan gebouwd en er dwars doorheen. Maar van een afstand kun je de contouren nog goed zien, zoals vanuit ons raam. Ooit was het een trots paleis met 108 vertrekken.
We zijn er omringd door de giganten van de Himalaya en als het mooi weer is dan rijzen ze op achter de heuvels die Kagbeni omringen. Ook als er geen zon is natuurlijk, maar dan verdwijnen ze in de coulissen van woeste bewolking. Bij heldere zon evenwel doen ze zich aan ons voor en aan eenieder die ze wil aanschouwen. De kolossen zitten eerste klas balkon. Zwijgende uit steen gehouwen goden met witte haardossen. Ze kijken neer op de levendige beweeglijkheid van Kagbeni, waar we ook twaalf jaar geleden samen voor het eerst waren. Ze hebben onbewogen alle verandering gezien die hier sindsdien is opgetreden. De wonderen van de (toeristische) ontsluiting. Je kunt nu met jeeps en bussen Kagbeni al bereiken. In 2007 was de benenwagen nog het enige vervoermiddel. Of op een ezel, dat kon ook.
Toch is er nog veel van vroeger. Hoewel het pleintje in het centrum voor ons zijn glans goeddeels verloren heeft en er steeds meer hotels komen, horen we nog steeds het wonderlijke zangroepen van de boeren die met yaks of buffels het land bewerken. De huisjes met hun enorme houtvoorraden op het dak (teken van welgesteldheid) van opgestapelde stenen en hout, bestreken met kalk in de kleuren van de heuvels. De landbouwkavels met stenen en takken afgezet in typische halfronde vormen. Over het eeuwenoude plaveisel van dezelfde ruwe stenen waarvan de huizen zijn opgetrokken, lopen onophoudelijk kippen, geiten, schapen, yaks, buffels en ezels. En mensen natuurlijk. Van schepjes en poepzakjes hebben ze hier nog nooit gehoord.
Voor mij is het een land dat barst van verholen mystiek en expliciete religie. Ook dat is nog steeds niet veranderd. Niet alleen door de Himalaya-reuzen die natuurlijk de regie hebben in dit belevingsproces. Maar ook de meer nabije, wonderlijk gevormde heuvels in alle tinten van bruin en beige. De elementen hebben daarin gedurende honderdduizenden jaren hun tempels gehouwen. De hele dag door tovert het zonlicht onverwachte vergezichten in de wonderlijkste kleurschakeringen, vooral bij zonsop- en ondergang. Vroeg in de middag steekt er steevast een straffe wind op en de temperatuur van overdag en ‘s nachts kan wel 30 graden schelen. De nachten zijn zo koud dat je niet echt kunt spreken van een prettig vestigingsklimaat. Die kou begint al zodra rond een uur of vijf de zon ondergaat. En het leven gaat er steeds gewoon door. Hoteldeuren blijven gewoon openstaan en de tocht stroomt langs de plinten door alle gangen.
Animistische overblijfselen kom je tegen binnen de stokoude dorpsbebouwing. Bijvoorbeeld in de vorm van een rauw geboetseerde mannenfiguur met in het oog springende erectie en op een andere plaats een even groteske vrouwelijke gestalte. In Jharkot staan beide figuren aan weerszijden van wat vroeger en toegangspoort geweest zal zijn. Symbolen van vruchtbaarheid? Nog iets uit de Bön-religie waarmee het boeddhisme later is versmolten? Onderweg van Kagbani naar Thiri stuit je op menig Hindoeïstisch heiligdommetje dat er voor de gelegenheid (welke is niet meer na te gaan) is neergezet. Zo maar op een bijzondere rotspunt, of in de holte van een oude boom. Of in een groepje bomen. En natuurlijk de overvloed van vaak oeroude boeddhistische stupa’s of gompa’s met er rondheen gestapelde stenen met gebeden en afbeeldingen. En de fantastisch gerenoveerde en uitgebreide Red Monastery in Kagbeni is natuurlijk een topstuk in het rijke religieuze landschap van Kagbeni.
Geologen uit Polen zagen we op weg naar Thiri in de weer met de wonderlijk gevouwen rotsformaties. Na enig heen en weer praten, realiseren we ons dat essentiële elementen van het landschap waarin we hier vertoeven al honderd miljoen jaar geleden zijn ontstaan. Met de mysterieuze Kaligandaki-rivier (later ook de handelsroute van China naar India) als stromend en eeuwig veranderend middelpunt.
In Jharkot maken we een tour nostalgique en voelen ons geborgen in de boezem van het dorp. Mijn ontzag groeit voor de mensen die hier ooit voet aan de grond hebben gezet en voor de mensen die hier nog steeds wonen.