Zij ligt in volle naaktheid voor me en ademt na 15 jaar afgedekt te zijn de geur van de natuur. Ik had niet verwacht dat zij er zo gebronsd uit zou zien, had daar een heel andere voorstelling van. Twee ochtenden was ik bezig om het werkblad van oude verflagen te ontdoen. Een geel, nog een geel en een blauw. De tweede laag geel is nooit uitgehard, heel lang geleden al plukte ik de tweede laag geel los van de onderste als een wak in het ijs zichtbaar.
Vanmorgen was het hele blad kaal, nou ja kaal, strepen gele en blauwe verf nog goed zichtbaar zodat het plan om het blad te beitsen met Zweeds rood – twee keer aan te brengen maar wel zo dat de nerven van het hout nog goed zichtbaar waren, niet door kon gaan. Eerst dacht ik dat de butsen en krassen en oude verfsporen best wel zichtbaar mochten zijn onder de nieuwe beitslaag, de sporen van het schrijvend leven, maar ik ben gaan twijfelen. Ik ga om advies vragen aan het bedrijf waar ik de beits/verf ga kopen. De poten zijn en blijven geel.
Er zijn duizenden artikelen en brieven geschreven aan dit bureaublad. Het blad vergezelde me, ook in het buitenland en toen ik moest vluchten naar Kloosterbunkerstad. Lief en leed gedeeld. Actie gevoerd, mensen gesteund en beledigd. Uitnodigingen voor feestjes en uitvaarten, teksten geschreven als ik moest optreden bij begrafenissen. Ik at eraan, mijn oudste kleinzoon zat eraan. Nee, ik ga niet schrijven: Als dit blad kon spreken, dat is zo’n cliché. Ik spreek wel voor het blad. Een boom die stierf om mijn metgezel te worden.
Deze week wordt het naakte hout bedekt. Is groen mooi, of zwart, donker oranje of zacht geel. Chinees rood? Of paars? Of toch maar rauw in de beits.
Gisteren vloog een mees de Kloosterbunker in via de open balkondeur. Die vogels zijn niet bang voor mij omdat ik ze eten en huisvesting geef. Ze mogen best wel binnen vliegen, maar er dreigt een probleem als ik de deur van het balkon afsluit. Mezen zijn geen huisdieren. Al eerder bracht een mees een nacht door in mijn afgesloten auto. Binnen gevlogen toen het raam nog open stond.
De mees van gisteren vloog gezellig door de ruimte, keek vanaf een stapel fotoalbums bovenop een boekenkast naar mij, ik zat aan dit blad te werken, en even later op verpakte presentjes en op de rugleuning van een blauwe stoel. Ik besloot dat het tijd werd om een goed gesprek met de vogel te voeren, hem aan te raden het pand te verlaten, naar zijn familie te gaan. Ik ging naast de vogel zitten, op een afstand van 30 centimeter. ‘Kleine vogel, vlieg weg, naar je eigen huis.’ De mees keek mij aan, zijn kopje schuin en ging op de wieken.
Moedig voorwaarts!