De foto hierboven is in februari 1972 genomen in het plaatsje Heesch, in Noord-Brabant, om specifieker te zijn in het dorpshuis De Pas. De man die zijn gezicht afschermt ben ik, de foto is genomen door de persfotograaf Paul Stolk, mede-eigenaar van ons persbureau Regio Pers Rotterdam en vriend. De vrouw in blauwe carnavalskiel op de foto is de latere moeder van mijn kinderen en partner. Maar dat wisten we toen nog niet. Waarom waren we in De Pas als journalist en fotograaf? Dat zal ik vertellen.
De beginjaren zeventig waren roerig, links en rechts werden er in Nederland aanslagen gepleegd en hier en daar een bommetje gelegd. Mogelijk om het land en samenleving te destabiliseren. Zo lag er bij een bank aan de Boompjes in Rotterdam ook in die tijd een explosief. De politie werd er bij geroepen en tot verbijstering van zijn collega’s en later het hele korps pakte de rechercheur het exposief op en droeg het weg. Een lijpo, zeiden zijn collega’s maar dat wisten ze in Heesch niet. Het was bijna carnaval en ze zochten daar een mens om te huldigen. En ze kozen de rechercheur als redder van het bankgebouw. De man werd uitgenodigd om naar Heesch te komen en Het Vrije Volk vroeg Paul en mij daar verslag van te doen.
In De Pas was ook de studente Vivian aanwezig, haar vader was soms Prins Carnaval en haar moeder de Moeder van het Carnaval. Ik vond de studente wel leuk en zij mij ook, we kwamen in gesprek, zij belde Paul en mij later die nacht via onze mobilofoon C 3722 (Cornelis 3722 riep de PTT-telefoniste altijd als we ons moesten melden) in de auto en we kregen ook buiten De Pas een hartstochtelijke relatie. Eerst op afstand later trokken we bij elkaar in, trouwden en kregen 2 kinderen.
Een paar maanden na de eerste kennismaking maakte ik kennis met haar ouders in Heesch. Die waren erg nieuwsgierig naar de jonge man en geliefde van hun dochter. Brabant was toen in alle opzichten een achtergesteld gebied. Slechte wegen, veel werkloosheid. Al het geld werd in het Westen geïnvesteerd. Hoewel ik uit dat Wilde Westen kwam klikte het gelijk. Mijn schoonouders waren erg leuk en gevat. Ik kon het goed met ze vinden en zij geloof ik ook wel met mij.
Toon, mijn schoonvader, was doctor in de letteren en filosofie. Zijn broer, die als twee druppels water op hem leek, was verkoper op de afdeling vloerbedekking van V&D. Als studenten van mijn schoonvader daar hun inkopen deden waren ze altijd stomverbaasd daar hun leraar tussen de rollen linoleum en schapenvachten aan te treffen. ‘U hier’, meneer Janssen?
Mijn schoonvader was een socialist in hart en nieren. Met verkiezingstijd kleurden de ramen van zijn woning rood door de verkiezingspamfletten. Onder zijn vrienden waren ook veel handwerklieden die ook altijd uitgenodigd werden op feesten van mijn schoonouders in het café het Kruispunt. Toon was ook bestuurder van de plaatselijke voetbalvereniging. Toen hij stierf en naar het crematorium werd gebracht reed de hele uitvaartstoet over de grasmat van de vereniging, door een rij van bestuursleden en spelers, als een laatste eerbetoon.
Mijn schoonouders hadden nog meer kinderen dan Vivian. Een schoondochter noemde Toon hardnekkig pappa, waarop hij zei: Ik ben je pappa niet. Op een dag werd er aangebeld aan de voordeur van de woning van mijn schoonouders. Een meisje vroeg of Toon een bijdrage had voor de plaatselijke paardenmanege. Welzeker, sprak mijn schoonvader, en kwam even later terug met een emmertje water. Is dit genoeg, vroeg hij nog.
Op een dag gaf mijn schoonvader mij toestemming hem te tutoyeren- noem me maar Toon, maar dat wilde ik niet om de andere schoonkinderen niet voor het hoofd te stoten.
Laatst was Heesch op tv in het nieuws met wegzakkende daken op woningen. Dan zijn mijn schoonouders weer helemaal terug op mijn netvlies en in mijn hart.
Moedig voorwaarts!