Laatst sprak mijn docent filosofie over zijn ervaringen met anderen: een dakloze en een groepje knokkers.
Het was in de decembermaand vorig jaar dat hij en zijn vrouw een eenzame dakloze op straat zagen. Ik had bijna toegevoegd dat het sneeuwde, bitterkoud was en kerkklokken luidden. Maar dat verzin ik maar. Het echtpaar zag de eenzame dakloze en zette koers naar de beste banketbakker in Bunkerstad en kocht daar 4 oliebollen en 2 appelbeignets om daarna richting dakloze te gaan. ‘Mogen we je dit aanbieden’, vroeg de docent, het heerlijke gebak tonend aan de eenzame man. Deze keek ernaar en sprak: ‘Die bollen mag je zelf houden, die beignets wil ik wel hebben.’
Een half jaar eerder trad de docent op als vredestichter bij een caféruzie in Het Oude Noorden van Bunkerstad. U moet weten dat de filosoof een aimabele verschijning is die absoluut geen agressie uitstraalt. Dus als iemand wel vechtenden kan scheiden is hij het wel. In den beginne waren er twee man op straat voor het café aan het knokken, toen werden het er vijf, acht en tenslotte 20. Hij liep van de een naar de ander en riep: ho, ho, niet doen, stoppen! Er lag een man op de grond en die werd geschopt. Een andere vechtersbaas haalde een revolver uit een auto. Ho, ho, niet doen, stoppen.
Toen de politie arriveerde waren alle vechtersbazen verdwenen- ook de geschopte man. Alleen de docent en zijn vriend stonden nog op de plaats delict en werden langdurig door de politie verhoord.
Ik wil maar zeggen: het wordt niet altijd goed begrepen als je aardig bent. De oliebollen mag je zelf opeten en je wordt ook nog eens beschouwd als verdachte.
Jaren lang gaf ik aan een geregistreerde dakloze die autoruiten waste op het Zuidplein in Bunkerstad om in leven te blijven- het water was zeer smerig omdat hij zijn emmer gedurende de dag niet kon bijvullen en de ruiten waren dan ook nooit schoon na zo’n wasbeurt, geld. Soms waste hij de autoruit maar als het licht voor mij op groen sprong liet hij dat achterwege om in leven te blijven. In het boeddhisme bestaat een auto niet van zichzelf, maar je kunt er toch hartstikke dood van worden na een botsing.
Op een late avond stond hij nog steeds bij het verkeerslicht met zijn emmertje en ik had geen geld op zak. Een uur lang zocht ik naar een flappentap om hem een goede nachtrust te bezorgen. Dat lukte en hij liet dat ook blijken.
Weer veel later was het overdag op het Zuidplein en het verkeerslicht en ik had geen geld op zak en hij geen pinautomaatje. ‘Ik kan je niet betalen’, zei ik. ‘Krijg de vinkentering’, sprak de wasser.
Moedig voorwaarts!