Een goedmoedige en ook goedaardige man is naar menselijke maatstaven te vroeg overleden. Hij was marathonloper in binnen- en buitenland en filosofisch ingesteld. Daarnaast was hij echtgenoot, vader, familielid, vriend, goede buur en kaartspeler. Zo’n 14 jaar geleden ontmoette ik Thijm in familieverband voor het eerst.
Woensdagmorgen was er een afscheidsbijeenkomst in een voormalig truckerscáfé in het buitengebied van Zwolle. Thijm kwam er regelmatig. Om half acht al zat ik in de auto om op tijd bij het afscheid te zijn. Om bij Utrecht in de files van boze boeren tot stilstand te komen. Ik zag armoedige maar ook dure trekkers, op weg naar het RIVM-instituut in De Bilt. De boeren wilden de wetenschappers daar een lesje leren omdat ze de uitkomst van de milieumetingen niet vertrouwen die hun voortbestaan bedreigen.
De opgestopte snelweg bleek voor mij een oefening in geduld. Twee uur later na De Bilt liet ik de file achter mij. Weer anderhalf uur later en achthonderd meter voor het truckerscafé had de provincie ooit een nieuwe weg aangelegd en liet het navigatiesysteem mij in de steek. Het T-Fordje op het schermpje reed door een blanco wereld en een vrouwenstem commandeerde mij naar links en rechts op die snelweg. Ik reed heen en weer. Uiteindelijk zette ik de auto stil op een oprit van de snelweg- wat de boeren konden met hun trekkers durfde ik ook wel- en vroeg aan een arbeider die de berm aan het maaien was of hij de locatie van het café kende. De man sprak niet, wees met zijn arm een bepaalde richting uit, waar het truckerscafé zich bevond.
Ik ben geestelijk helemaal leeg door de dood van Thijm. Er kunnen ook te snel te veel mensen sterven. Vaak de meest aimabele het eerst. De dood kent geen volgorde, goedheid of erbarmen, ja, mogelijk als je er naar verlangt.
In een zaal werd zijn leven gevierd en zijn dood herdacht door veel vrienden, buren, zijn gezin en anderen. Er werd muziek gespeeld, passend bij deze marathonloper, die zijn laatste wedstrijd op weg naar de finish verloor. Thijm hoorde het niet, al waren de liefdevolle uitingen ook wel en juist voor hem bedoeld.
Een paar weken geleden filosofeerde ik met mijn vriendin, de kleindochter van de zeevisser, over mijn eigen heengaan. Hoe wilde ik daar invulling aangeven. Wilde ik dat er mensen spraken over mij? Zou het niet beter zijn als ik als schuwe man spoorloos zou verdwijnen na mijn heengaan? Analoog aan mijn geboorte, ook een eenzaam avontuur in en uit het moederlichaam? Misschien mijn toekomstige dood nu al jaarlijks vieren met toespraken en muziek, nu ik er nog ben. En ik er zelf naar kan luisteren. Om uiteindelijk met stille trom te vertrekken.
Ik vroeg mijn vriendin dat in overweging te nemen. De huur opzeggen, Kloosterbunker leegruimen, alle formaliteiten vervullen die bij het sterven horen en er verder geen ruchtbaarheid aan te geven. Als er vragen kwamen waar ik was zou zij kunnen zeggen: ‘Ja, ik heb ook al een tijdje niks van hem gehoord’. Ze moest er zelf om lachen, ik ook.
In de vroege avond zag ik op weg naar Bunkerstad over de snelwegen de boeren met hun trekkers huiswaarts keren. Sommige in kleine groepjes, andere in een lange kolonne. Hun eenzaamheid verdroot mij. De lichten van hun trekkers doorboorden het duister, zwaailichten gaven aan: hier zijn we. Ze vechten tegen een veranderende maatschappij met nieuwe inzichten en omstandigheden. Het is zoals het boeddhisme stelt: alles komt, alles gaat.
Moedig voorwaarts!
Piet Nusteleijn zegt
Wat een mooi en gevoelig stuk. Met aandacht geschreven en door mij gelezen.
Groet voor Joop en Thijm op deze dag 291. We (ver)tellen verder.
Ardan zegt
Erg mooie column weer.