Laatst las ik in een tekst dat een man vrijwilligers opleidt tot stervensbegeleider. Dat blijft maar in mijn hoofdnagalmen. Stervensbegeleider. Die mensen begeleiden stervenden. Ze zijn daar voor opgeleid. Hoe kan je iemand opleiden om stervende mensen te begeleiden? Wat leer je dan, zijn dat vaardigheden om de stervende rustig te houden? Begrip te tonen. Voor wat? Is gillen nog wel toegestaan, woede, uitbarstingen. Of past dat niet binnen het protocol?
Ik heb een professionele stervensbegeleider gekend die na een sterfgeval naar huis ging, een douche nam en de volgende dag naar een nieuwe cliënt ging. Aan het eind van de maand kreeg hij zijn salaris voor dat begeleiden. Een collega van mij wilde helemaal niet dood en ook niet begeleid worden. ‘Ik wil leven’, bij jou blijven’, riep hij tegen zijn vrouw.
Zelfs het doodgaan is nu een product, een industrie geworden. Zilveren Kruizen betalen hospices. Zijn er geen stervenden meer dan gaat de boel failliet en moeten de vrijwilligers wat anders gaan doen. Bejaarden helpen oversteken, bijvoorbeeld, of verwarden zoeken.
Ik heb wat tegen opgeleide vrijwilligers, weet niet precies wat. Die jongens van Monuta, de echte doodbegeleiders, zijn ook zo goed opgeleid. Ze lopen er bij alsof ze zelf zojuist hun oma hebben begraven. Ze geven je een hand en wensen je ‘sterkte voor nu en in de toekomst’. Hetzelfde, zeg ik dan beleefd.
Volgens mij kan je niemand opleiden om stervenden te begeleiden. Een warm woord, een arm om iemands schouder, moet uit je hart komen en niet vanuit een boekje. Ingestudeerde bewegingen.
Jaren geleden was ik buddy van iemand die nog een paar maanden te leven had. Al had ik als misdaadverslaggever genoeg doden en stervenden gezien, dit was toch van een andere orde. Hij wilde thuis sterven. Ik, als niet opgeleide vrijwilliger, ging samen met anderen voor hem zorgen. We spraken wat, als hij er behoefte aan had. Gaf hem zijn medicijnen. Ik zag zijn angsten als hij een nachtmerrie had over zijn nakende heengaan. Op een dag kon hij niet meer praten of schrijven en werd hij nog eenzamer. Ik kookte voor zijn gezin en ontving gasten en huisarts. Twee mensen bij elkaar en toch gescheiden door het diepe ravijn tussen dood en leven. De een stierf, de ander vertrok weer naar huis.
Moedig voorwaarts!
Wulf zegt
Joop, jouw verhaal geeft nog eens een keer aan dat je iets tegen (geschoolde) begeleiders en coaches hebt die vinden dat je niet zonder hen kan bij ziekte, sterven en rouw. En je geeft aan hoe goed jij daarin was zonder opleiding, gewoon vanuit je hart. En dan boft men om geholpen te worden door jouw type mensen, die overigens zeldzaam zijn. Dat jij ziekte, sterven gewoon bij het leven vindt horen is jouw goed recht in de kloosterbunker, maar voor anderen die het er moeilijk mee hebben ben je nogal simpel. Want ziekte, sterven en rouw worden eng gevonden en men is geneigd op afstand en aan de oppervlakte te blijven en dan wordt het stil rond bed en/of kist, en zo’n column van jou helpt daar niet bij. Inderdaad, vroeger stierven en rouwden mensen zonder ‘deskundigen’ er omheen. Ziek zijn, sterven en rouwen is nu voor velen een eenzamer proces geworden met kleinere familie kringen, niet meer in God en de hemel gelovend en vaker alleenstaand. Dus nu gebeurt het ook dat een gestorvene pas na een maand eenzaam is z’n huisje gevonden wordt. Als de aandacht minder of niet meer van buren, familie of de kerk kan komen, dan maar van (geschoolde) vrijwilligers of professionals.
Daishin zegt
De een zijn dood, is een ander zijn brood!