Tijdens zijn detentie in 2010 kwam aan het licht dat Joost* kampt met de aandoening ADHD. Zijn ouders vonden hem als kind wel erg druk, maar volgens de huisarts waren wel meer kinderen zo. ‘Zet hem maar onder een koude douche’, was het advies.
Joost gebruikte als puber al drugs om zijn hyperactiviteit de baas te worden. Eerst speed, later heroïne en coke. Hij verloederde, woonde in kraakpanden, zwierf door Rotterdam. Joost was een drugsdealer, dief en inbreker. Uiteindelijk dronk hij zich te pletter en stak, totaal van de kaart en zich van zijn omgeving niet meer bewust, zijn eigen huis in brand. Zijn buren en hij ontsnapten op het nippertje aan de dood. De rechter veroordeelde hem tot twee jaar gevangenisstraf.
In de bajes kwam hij tot het inzicht, na een gesprek met een bewaarder, dat niet anderen de oorzaak waren van zijn tot dan toe verziekte leven, maar dat hij zelf aan het roer ervan stond. Dat betekende een totale ommekeer in zijn denken en handelen.
Je was boeddhist en drugsverslaafde. Een merkwaardige combinatie, toch?
‘In de gevangenis heb ik veel over mijn leven kunnen nadenken. Ruim 30 jaar was ik zwaar verslaafd aan harddrugs en later ook aan alcohol. Anderhalve liter whisky per dag was op het laatst heel gewoon. Ja, inderdaad, ik was al ruim vier jaar met het boeddhisme bezig toen ik in 2010 de bak in ging. Natuurlijk was ik in die uitzichtloze situatie een waardeloze boeddhistische leerling. Maar zelfs als ik door drugs en drank helemaal van de kaart was, of wat helderder was door de methadon, probeerde ik wel te mediteren. Kan jij je daar wat bij voorstellen? Wanhopig op je kussen zitten, wachtend op niks. In de hoop een beter mens te mogen worden. Waarschijnlijk is er in die diepste momenten, van wat ik nu beschouw als radeloosheid, toch altijd een klein waakvlammetje blijven branden.’
Je liep als inbreker rond in andermans huis. Zag hun persoonlijke spullen, dierbare eigendommen. Je nam het risico dat de bewoner thuis was, kinderen op bed lagen. Wat voor gevoel had je als je inbrak?
‘Eigenlijk geen enkel gevoel. Ik had dat geld nodig om drugs te kunnen kopen, zo simpel was het. Ik had geen vrije keuze toen. En ook geen schaamtegevoel, nou ja, misschien wel, maar ik moest drugs scoren. Ik kon niet zonder. We, mijn maten en ik, maakten wel eens grapjes onder elkaar, als we iets vreemds aan de muur zagen hangen in een woning. Als ik niet inbrak was ik drugsdealer. Ik ben anderen het gif gaan verkopen, dat ik ook zelf gebruikte. Speed, coke en heroïne. En als die handel door geldgebrek stil lag brak ik in. Ik zocht bijna nooit speciale objecten uit om in te breken. Dat is meer voor beroepsinbrekers. Ik ging, meestal in rijtjeshuizen, snel naar binnen en weer naar buiten. Met een tv, harddiskrecorder, dat soort zaken. Soms ook als de bewoner thuis was. Slechts een keer ben ik betrapt en dat leverde mij een voorwaardelijke veroordeling op.’
‘In dure huizen braken we in groepjes in. Het doorzoeken ging sneller op die manier. Ik verkocht de gestolen spullen aan een dealer in Rotterdam. Hij betaalde een derde van de nieuwwaarde. Ik was altijd bang als ik inbrak. De angst dat er iemand binnen zou zijn of dat ik zou worden gepakt. Eenmaal binnen zakte dat gevoel weg en werd ik meer alert. Gelukkig ben ik nooit overlopen. Als je in een groepje binnen bent en er komt, of er is iemand thuis, dan is de kans groot dat je dan ook geweld gebruikt. Gelukkig ben ik van aard niet gewelddadig en ben ik nooit gewapend op pad gegaan. Een keer heb ik ingebroken in een woning van een man die zelf voor moord vastzat. Ik heb jaren over mijn schouder gekeken, bang dat hij er achter zou komen wie hem dat geintje geflikt had.’
Het lijkt een klassieke story. Man ziet het licht in de bajes. Ging het ook zo?
‘In de gevangenis in Breda en later Middelburg kon ik een redelijk normaal leven leiden. Ik begreep dat dit een mogelijk laatste kans was om van mijn verslaving af te komen. Toen ik werd opgesloten zei ik tegen mezelf: ‘dit is mijn huis, hier ga ik wonen.’ Die houding heeft mij geholpen mijn straf te accepteren. In de bajes ben ik van de drank en drugs afgebleven, hoewel die er volop aanwezig waren. Er waren gedetineerden die zelf hun eigen drank stookten. In de bajes is alles te koop. Sommigen gedetineerden liepen stoned door het gebouw. De bewaarders vonden het wel lekker rustig. Ik ben in de bajes wel blijven blowen, maar na mijn vrijlating ben ik daar ook mee gestopt.’
‘In de gevangenis vond ik het boeddhisme terug. Daarom wilde ik daar ook geen drugs en alcohol meer gebruiken, ik zag de oorzaak van mijn verpeste leven in. En ook dat ik anderen veel ellende had bezorgd. Daar denk ik regelmatig aan terug, dat is lastig, maar ik kan het ook niet terugdraaien. De slachtoffers die ik van naam ken, onder wie mijn ouders die ook hebben geleden door mijn daden, kan ik persoonlijk mijn spijt betuigen. Dat doe ik ook.’
Hoe ben je in contact gekomen met een boeddhistisch geestelijke verzorger? Wist je van het bestaan?
‘Een rooms-katholieke pastores maakte mij daar op attent. Maar het kostte erg veel moeite om dat contact tot stand te brengen. In Breda lukte dat helemaal niet, het leek wel of de directie en bewaarders dat lastig vonden en tegenhielden. In Middelburg diende ik opnieuw een verzoek in en pas 2,5 maand voor mijn vrijlating kwam het contact tot stand. De geestelijk verzorger leerde mij hoe ik moest mediteren en adviseerde mij om, eenmaal weer buiten, een sangha te zoeken die mij kon ondersteunen. Het is bij één bezoek gebleven, ik begreep wel dat zij geen energie meer wilde steken in iemand die toch snel zou vrijkomen.’
‘Toch heb ik aan dat bezoek veel gehad. Ik ben gaan mediteren en boeddhistische boeken gaan lezen. Ik dook er met veel plezier in, alles was zo herkenbaar. Ik was de enige boeddhist in die bajes. De bewaarders en gedetineerden merkten dat ik veranderde. Ik werd socialer, rustiger, opener en prettiger in de omgang. Een bewaarder sprak me een keer ’s avonds in mijn cel aan op mijn gedrag. Hij hield me voor dat ik zelf verantwoordelijk was voor de gevolgen. Dat maakte diepe indruk op me. Ik mediteerde in de gevangenis niet elke dag, omdat ik ook verplichtingen had jegens de groep waarmee ik omging. In de bak is het contact met je maten erg belangrijk, anders raak je geïsoleerd. Ze wisten dat ik het boeddhisme beoefende, dat ik mediteerde. Ik was bang dat ze me een kerkrat zouden vinden waar ze niks mee te maken wilden hebben. Maar dat was gelukkig niet het geval. Op één jongen had mijn houding veel effect, hij begon net als ik na te denken over wat in het leven echt belangrijk is. Het respect dat ik uitstraalde naar anderen kreeg ik ook terug. Van gedetineerden en bewaarders.’
Heb je na je vrijlating inderdaad contact gezocht met een sangha?
‘In het magazine Vorm en Leegte las ik over Noah Levine, een Amerikaanse boeddhistische leraar en ook oud-bajesklant. Zijn leven vertoont veel overeenkomsten met het mijne. En ja, ik ben nu lid van een sangha, mediteer er. Ik voel me er thuis. Je moest eens weten hoe gelukkig ik nu ben. Het boeddhisme leert mij dat ik zaken kan afsluiten, dat dingen onomkeerbaar zijn. Anders zou ik gek worden van al mijn ervaringen. Ik heb gevonden wat ik altijd zocht: geluk. Ik sta bewuster in het leven en wil ook anderen gelukkig maken. Mijn gedachten over wat ik allemaal heb aangericht in mijn leven, spelen me nog wel eens parten. En ik heb moeite om dat niet vervelend te vinden.’
‘Het is moeilijk om weer aan het werk te komen. Ik ben een tijd, zo verslaafd als ik was, archivaris geweest. Ik heb gelukkig een goede opleiding genoten, daardoor kan ik ook moeilijke boeddhistische teksten goed lezen. Nu wil ik een opleiding volgen om als boeddhistisch ervaringsdeskundige in de bajes aan de slag te gaan. Daar is grote behoefte aan, ik spreek de taal van de jonge boeven, dat is erg belangrijk. Ik kan ze laten zien wat ze te wachten staat als ze doorgaan met hun criminele leven. In de bak valt het doorgaans wel mee. Je bent er lid van een groep en alles is te koop. Het grootste probleem is dat mensen na het uitzitten van hun straf zomaar op straat worden gezet, zonder begeleiding. En dan red je het niet. Daarom willen veel mensen niet weg uit de gevangenis, ze zijn er gelukkiger dan buiten. In de bak hebben ze alles, behalve vrijheid. Maar buiten vrij zijn en in de shit zitten, is dat wat de maatschappij die mensen te bieden heeft? De woningcorporatie wilde mijn hoogbejaarde ouders zelfs uit hun huis zetten, omdat ze mij onderdak boden na mijn vrijlating. Ze hebben mij altijd gesteund en zijn blijven wachten op een soort wonder. Is dat niet mooi?’
Maarten Stoffers zegt
Prachtig verhaal: uit de shit kan inderdaad iets moois groeien, zowel voor ‘Joost’ zelf als voor de jonge gevangenen die hij wil helpen.
‘Joost’, ik heb respect voor de stap die je gemaakt hebt, ben blij met boeddhistische geestelijk-verzorgers in Nederlandse gevangenissen en wens je heel veel succes, geluk en liefde toe!