Ik kom er zo aan, hoor, zegt een vrouw die ik niet kan zien. Is goed, zeg ik. Ik ben in een winkel vol chocolaterie, handgemaakt. Het zijn geen gewone chocolaadjes, de makers noemen het kunst. De vrouw is in de winkel, ik bestel een kistje bonbons.
Hier aan de overkant staan twee vrouwen de hele dag naar mij te turen, zegt ze. Waarom turen ze, vraag ik. In die winkel waar ze werken komen nauwelijks klanten, dus gaan ze staren, naar mij. Ik kan net doen alsof ik ze niet zie, maar omdat ik hoog sensitive ben, hooggevoelig, helpt het niet als ik me afwend. Ze zitten in mijn hoofd. Ik ben er voor onder behandeling bij een mindfulnesstrainer, die wil me wel helpen maar zegt dat ik het uiteindelijk zelf moet doen, die drukte in het hoofd loslaten. Ik vind het wel erg commercieel, hoor, zo’n training, zegt de vrouw.
Het zou goed zijn als je die gedachten los zou kunnen laten, zeg ik.
Wat had u in gedachten, vraagt ze. Ik laat het aan u over. Puur, melk, gevuld en niet gevuld, zeg ik. Ook wit, vraagt de vrouw. Ook wit, zeg ik. Met een kistje chocolaadjes verlaat ik de zaak. Ik rijd mijn wagen achteruit, de sensoren geven aan dat ik nog twintig centimeter afstand heb tot de auto achter me. Een hevig getoeter klinkt. De bestuurder van de auto achter me stapt uit en roept: je zat tegen mijn wagen. Mijn verontschuldigingen, zeg ik. Gedachten vormen zich hoog gevoelig in mijn hoofd: Die sensoren liegen niet. Mooi is dat, flitst het, daar gaat mijn no claim, een schadeformulier invullen, wat een gedoe. En ik zat helemaal niet tegen zijn auto. Wat een kouwe drukte. De schade valt mee, zegt de andere bestuurder. Hij bedoelt: er is helemaal geen schade. We geven gas. Rijden weg. Als hij maar niet op zijn waarneming terug komt, denk ik nog. Alsnog schade ontdekt. De politie waarschuwt. Dat ze mij staande houden. Dat ik moet uitleggen dat er op dat moment geen schade was en nu wel. Het wordt tijd voor meditatie.
Moedig voorwaarts!