Ik vertelde laatst tegen iemand dat ik Boeddhabeelden weggeef. Ik heb er zoveel (gekregen) dat ze mij benauwen. Het zijn stofnesten maar je kunt ze ook niet in een emmer sop mieteren, dat lijkt respectloos. Naar welke richting ik ook keek in mijn Bunker, altijd was er wel een beeld dat me aanstaarde. Mijn privacy werd aangetast. Daarom besloot ik opruiming te houden.
Een groot beeld heb ik aan mijn dochter gegeven, voor in de tuin. Maar de andere staan in ruimtes van wildvreemden, mag ik hopen. Ze vonden ze op straat, in een park, op een auto en vorige week stopte ik er een (mijn lievelingsboeddha) in zo’n verschrikkelijk posthuisje. Een brievenbus in de vorm van een Hans en Grietje onderkomen. Dus ik vertelde laatst aan iemand dat ik die beelden weggeef, te vondeling leg. Dat doe ik ook, zei hij, en zet ze in de openbare ruimte neer. Even later zijn ze weg.
Het ruimen van Boeddhabeelden is erg leuk. We moesten beiden lachen om onze vreemde hobby. Soms speelt mijn ego op, ik heb kleine, bronzen Boeddhabeelden die tegen de duizend euro waard zijn. Moet ik dan geen prijskaartje aan zo’n beeld hangen, dat de vinder beseft wat hij in handen heeft als hij in het park het beeld vindt. Ik ben ook wel een beetje bang dat de vinders te eerlijk zijn, die beelden naar de politie brengen, zodat de kasten in die bureaus uitpuilen. Of dat ik in het programma Opsporing Verzocht kom, dat de politie een oproep doet om mij op te sporen en aan burgers vraagt camerabeelden beschikbaar te stellen van de verwarde man. Wegdoen geeft ook zorgen.
Moedig voorwaarts.