Vandaag ben ik enkele uren later dan ik gewend ben met deze column begonnen. Dat kwam door de sanseveria die verpot moet worden. De anderhalve meter hoge plant staat in een overpot en ik ben bang dat de wortels gaan rotten door water dat niet weg kan. De hele dag al was ik van plan naar een tuincentrum af te reizen en daar een gewone aardenwerken pot te kopen. Maar ik twijfelde ook. Een stemmetje zei: laat toch zitten, je hebt toch pas een digitale meter gekocht waarmee je de vochtigheid in potten kunt meten. Toch ben ik gegaan en werd ik een geestelijk wrak.
U moet weten dat het tuincentrum, gelegen in de stad, bij mij vandaan toch een twintig minuten rijden is. Met de auto toer ik over wegen waar de maximumsnelheid vijftig is. Ik wist dat er een weg was die sneller was dus ik zette het navigatiesysteem aan en toetste in: Marconiplein. Ik moest niet op dat plein zijn, maar het tuincentrum lag er vlak bij. Daar kon ik zelf de route wel uitstippelen. Ik gaf gas en het navigatiesysteem stuurde me rijksweg zestien op, richting Nijmegen. Toen ik op de Van Brienenoordbrug reed dacht ik nog: straks word ik naar Zuid geleid en dan weer naar de rechter Maasoever, richting Schiedam.
Ik reed richting Hellevoetsluis, kwam in een havengebied terecht, en in stadjes waarvan ik niet wist hoe ze heten. Rechts, links, keer om, omkeren, zei Lucy van Tom. Even overwoog ik nog aan een jong stel te vragen of dit Vlaardingen was, maar zag daar toch maar vanaf. Voor je het weet word je voor gek verklaard. De haventjes die ik in die stadjes passeerde waren leuk, ook de industriegebieden bevielen me. En de stadscentra waren de moeite waard. Maar waar was ik in hemelsnaam? Op de parking van een hotel naast een snelweg controleerde ik het navigatiesysteem: ik was op weg naar de Marco Polostraat. Nee, zei ik, Tom, dat hadden we niet afgesproken. Ik tikte weer in: Marconiplein. Niet gevonden, zei Tom.
In een mij totaal onbekende omgeving stond ik voor een stoplicht naast een politieauto. Niet verward overkomen, dacht ik, en begon de Internationale te fluiten. De agenten lieten me met rust. Misschien ook socialisten?
Na twee uur was ik- zonder pot, weer thuis. Uitgeput, ik sprak in mezelf. In de bunker zakte ik volkomen van de kaart in Schaap, de lederen stoel waar ik zo van hou. Ik, die een hekel aan kastjes heb waar mensen de hele dag op zitten te turen had me in de luren laten leggen door Tom, die ook maar deed wat hem opgedragen was. Was dit een teken uit Hogere Sferen?
U zult vragen: waarom heb je dat ding na tien minuten niet opnieuw ingesteld? Dat is een goede vraag. Ik ben iemand die vrijwel nooit ingrijpt, dingen organisch laat gebeuren. Dat heeft me veel vreugde, een goede baan, leuke partners, kinderen en kleinkinderen gebracht. Vandaag ging het mis, maar wat is mis? Ik zag weer wat van de wereld. Die pot komt er wel, Sans rekent daarop. Maar eerst even tot rust komen. Een mens maakt wat mee.