Vorige week waren ze er ineens weer op het balkon: de meesjes. Ze fladderden rond de opgehangen voedersilo en landden op het hekwerkje er omheen om het zaad te eten. Soms zaten er wel vier, vijf tegelijk, de een gunde de ander het zaad in de bek niet. Vandaag was er ook een oude mus waarvan zo te zien het leven wel voltooid was. Een D’66 mus. Haveloos en heel anders dan de mezen die zo uit een vogelfabriek lijken te zijn gestapt.
Ik ben maanden lang verdrietig geweest toen de mezen en andere vogels wegbleven. Ik had kilo’s voer en noten in huis gehaald, van de beste soort, want de vogels zijn mijn vrienden. Op een dag bleven ze weg, ik weet niet waarom. Gingen ze naar de buren? Waren ze uitgestorven? Haatten ze mij? Vorige week ruimde ik een silo met noten op. Even later kwamen de mezen aangevlogen. Vonden ze dat ik te overdadig was? Te uitsloverig? Ik weet het niet. Blij kijk ik naar buiten, naar de vogels. Maar de vraag blijft knagend aanwezig: waar waren jullie al die tijd?