Vandaag heb ik m’n oude stiel van fotograaf opgepakt en ben met een klein formaat fotocamera door Rotterdam gereden om op mooie plaatsen opnamen te maken voor deze krant. Ik leg me expres beperkingen op door met een klein formaat geheugenkaart te werken. Ik kan er tweeëntwintig foto’s mee maken, op is op. Dus ik moet goed kiezen en weinig afdrukken. Het is opmerkelijk dat ik met een camera voor het oog anders naar dingen kijk dan zonder zo’n toestel. Zonder observeer ik de dingen zoals ze zijn. Zoals een man die op een bankje in een plantsoen naar zaken kijk. Hij ziet en beweegt niet.
Met een camera creëer je een beeld van de werkelijkheid, sluit je dingen uit. Ontdek je ook dingen die mooi zijn voor een compositie. Na twee uur had ik voldoende materiaal en sloeg ik de foto’s op in het BD-archief. Ik dacht terug aan vroeger toen ik dagelijks uren in de donkere kamer (doka) bezig was met het ontwikkelen van films en het afdrukken van foto’s op papier. Schalen met chemicaliën en een droogplaat om de foto’s te drogen omdat ze niet nat naar de krantenredacties konden, het was er warm en vochtig. De doka is synoniem voor misschien wel de mooiste tijd in mijn leven. Ik voelde me vrij, had een zelfstandig beroep en leefde in een gekantelde maatschappij met mijn vrienden en familie.
Herinneringen zijn leuk.