Wat is dat toch, dat mensen van iets altijd iets meer maken? De dingen zijn wat ze zijn, maar mensen voegen gemakkelijk iets toe. Ik ook. Dit is bijvoorbeeld druppelcolumn 81. Waarom denk ik dan als gereformeerd grootgebrachte jongen direct ‘Opent uwe mond’? Ja, omdat de berijmde psalm 81 zo begint. Maar er is meer aan de hand.
Een ander voorbeeld. Met mijn vrouw Ineke ren ik ons bosrondje. In een klein halfuurtje zijn we uit en thuis. Een bosrondje is een bosrondje. Maar ik maak er toch meer van.
We lopen gelijk op, maar hebben elk onze eigen loopstijl, ademhaling en ritme. Ik denk dan dat we juist vanwege de verschillen bij elkaar horen en elkaar aanvullen, al bijna vijfenvijftig jaar. Ons bosrondje typeert onze relatie.
En dan het kale winterbos. In onze Doopsgezinde Gemeente verzorg ik vier poëziemiddagen over de seizoenen. Die over de winter hebben we net gehad. Dichters zien meer in de seizoenen dan klimatologen. Levensfasen bijvoorbeeld.
In het bos valt me op dat er behoorlijk wat molshopen liggen. Als loper moet je oppassen met de molshopen op je pad. Zo kun je op je levenspad ook wel eens door de grond gaan, bedenk ik.
Weer thuis doen we als cooling-down onze strekoefeningen. Ik vraag Ineke hoeveel tellen ze een oefening doet. Tien, zegt ze. Ik doe ze vijftien tellen. Ineke doet een oefening één keer, ik twee. Ik zeg: Jij bent vrijzinnig, ik orthodox. Zij weer: Dat je dat zegt, komt door al dat geschrijf van jou.
Ik denk: Het komt door dat prachtige maar o zo vermoeiende denkhoofd van mensen, waardoor er steeds extra betekenissen opduiken. Uiteindelijk maakt iedereen zo zijn eigen wereld. We leven allemaal van dat extra. Het geeft kleur en betekenis aan wat we doen.
Onze hoofden doen het werk. Maar als betekenisgevers kennen we daarbij ook aan ons hart een rol toe, terwijl dat toch slechts een orgaan is dat bloed rondpompt. Het leent zich echter prima voor extra symboliek.
Er zijn er die hun betekenisgeving met anderen delen. Romanschrijvers, dichters, journalisten, kunstenaars, cabaretiers en predikanten doen dat. Columnisten ook. Al die betekenisgevers helpen anderen hun wereld in te richten. ‘Mooi, die houden we erin’, is dan de reactie. Of: ‘Dat raakt kant noch wal – je reinste onzin’.
Behalve betekenisgevers zijn we ook ook nog sociale wezens. Gelukkig maar, want dat zet nog een beetje een rem op het vliegwiel van de betekenisgeving. Om begrepen te worden, moet er sprake zijn van een gedeeld repertoire aan betekenissen. Wie zich daar niet aan houdt, is een rare – of een vernieuwer die pas na zijn dood wordt begrepen.
Maar de samenleving en de opvoeding kunnen ons ook zo conditioneren dat het speelse extra helemaal uit de betekenisgeving verdwijnt. Dat is weer het andere uiterste. Er zijn samenlevingsvormen – religieus en seculier – waarbij de betekenisgeving van hogerhand wordt gedicteerd en gecontroleerd. Als er tucht, gevangenisstraf of zelfs de doodstraf staat op een manier van betekenistoekenning, dan wordt het denkhoofd een zwijghoofd.
Bij meer vrijheid is er juist meer verscheidenheid. Of het nu om opleidingsniveau, werksfeer, politieke keuze of religieuze overtuiging gaat, steeds is er onderscheid in betekenisgeving. Dat kan de samenleving indelen, zoals tijdens de verzuiling.
Tegenwoordig hebben we het over de mogelijkheid of onmogelijkheid van de multiculturele samenleving. De globalisering en de massamedia hebben de betekenisrepertoires vermenigvuldigd. We moeten leren leven met nieuwe verschillen.
Zo zoeken we de beste manier om met onze overmatige betekenisgeving om te gaan. Er moet wel enige consensus zijn, maar ook weer niet te veel. Samen door het bos rennen is misschien wel een passend beeld…
Deze column verschijnt trouwens op vrijdag de 13e. Ook zoiets…