De pelgrim als omloper.
Niet weten is het meest nabij
Meester: Waar ga je heen?
Leerling: Op bedevaart.
Meester: Waar is dat goed voor?
Leerling: Dat weet ik eigenlijk niet.
Meester: Niet weten is het meest nabij.
(Koan 20 van de Tsung-Jung Lu, het Boek van Sereniteit. De meester in kwestie heette Dizang, de leerling Fayan.)
Niet spreken is het meest nabij
Leerling: Waar gaat u heen?
Meester: Op bedevaart.
Leerling: Waar is dat goed voor?
Meester: Dat weet ik eigenlijk niet.
Leerling: Niet weten is het meest nabij.
Meester: Nabij wat?
Leerling: Uh…
Meester: Naprater.
Leerling: Had ik nou maar niets gezegd.
Meester: Zeg dat wel.
Leerling: Hoezo?
Meester: Niet spreken is het meest nabij.
Niet denken is het meest nabij
Meester: Waar ga je heen?
Leerling: …
Meester: Zeg dat nog eens.
Leerling: Ik zei niets.
Meester: Waarom niet?
Leerling: Niet spreken is het meest nabij.
Meester: Nabij wat?
Leerling: Hm.
Meester: Wat?
Leerling: Betrapt.
Meester: Waarop?
Leerling: Dat ik daar nog helemaal niet over heb nagedacht.
Meester: Dan is er nog hoop.
Leerling: Hoezo?
Meester: Niet denken is het meest nabij.
Niet hechten is het meest nabij
Leerling: Waar gaat u heen?
Meester: Wat maakt het uit.
Leerling: Niet denken kan je overal, wou u zeggen.
Meester: Niet denken kan je nergens, zou ik zeggen.
Leerling: Wat?
Meester: Denken moet je overal, behalve in je graf, misschien.
Leerling: En ik maar denken dat niet denken het meest nabij was.
Meester: Nabij wat?
Leerling: Daar probeer ik juist niet aan te denken.
Meester: Waarom niet?
Leerling: Omdat ik aan uw woorden hecht.
Meester: Niet hechten is het meest nabij.
Niet doen is het meest nabij
Leerling: Eerst dacht ik dat niet weten het meest nabij was.
Meester: Wist jij veel.
Leerling: Toen dacht ik dat niet spreken het meest nabij was.
Meester: Zeg dat maar eens zonder te spreken.
Leerling: Toen dacht ik dat niet denken het meest nabij was.
Meester: Leuk bedacht.
Leerling: Nu denk ik weer dat niet hechten het meest nabij is.
Meester: Behalve bij gapende wonden.
Leerling: Maar als ik dat tegen u zeg, zegt u vast weer…
Meester: Nabij wat?
Leerling: Of…
Meester: Ben jij gehecht aan onthechting?
Leerling: Of…
Meester: Een mens denkt wat af.
Leerling: Wat doe ik toch verkeerd?
Meester: Niet doen is het meest nabij.
Niet moeten is het meest nabij
Leerling: Waar gaat u heen?
Meester: Ga ik ergens heen?
Leerling: Wat gaat u daar doen?
Meester: Ga ik daar wat doen?
Leerling: Niet doen is het meest nabij, wou u zeggen.
Meester: Wou ik wat zeggen?
Leerling: Alles op zijn beloop laten, bedoel ik.
Meester: En dan?
Leerling: Is niet antwoorden soms het meest nabij?
Meester: Hoe kom je daar nou bij?
Leerling: Omdat u nooit antwoord geeft?
Meester: En deze antwoorden dan?
Leerling: U stelt alleen maar vragen.
Meester: Zijn vragen soms geen antwoorden?
Leerling: Is vragen soms het meest nabij?
Meester: Nabij wat?
Leerling: Wat moet ik nou?
Meester: Niet moeten is het meest nabij.
Spijkers op laag water
Leerling: Niet weten is het meest nabij, niet spreken is het meest nabij, niet denken is het meest nabij, niet hechten is het meest nabij, niet doen is het meest nabij, niet antwoorden is het meest nabij, niet moeten is het meest nabij…
Meester: En?
Leerling: Wat is eigenlijk niet nabij?
Meester: Nabij wat?
Leerling: Als ik dat eens wist.
Meester: Wat dan?
Leerling: Volgens mij is alles even nabij.
Meester: Kan je zoiets meten?
Leerling: Maar dan is alles ook even veraf.
Meester: Ik zou het maar vergeten.
Leerling: Dus is niets het meest nabij.
Meester: Dit mag best onzin heten.
Leerling: Sla ik de spijker op zijn kop?
Meester: Je zit erbovenop.
Nawoord van de schrijver
Niet schrijven is het meest nabij.
Helaas geldt dat alleen voor mij.
Bespaar je dus mijn letterbrij.
Niet lezen is het meest nabij.