Lekker rustig buitenaf wonen: veel mensen dromen ervan, maar er zijn er maar weinig die het gaan doen. De stad voelt toch wat vertrouwder en je hebt er alles bij de hand. Een geruststellende gedachte, ook al gebruik je het meeste van wat er bij de hand is niet of nauwelijks. Voor echte stadsmensen is wonen in de natuur ook wel een beetje eng. Donker is er écht donker. En dan die beestjes…
Ja, die beestjes. Daar gaan we het maar eens even over hebben, want het is al een tijd geleden dat die hier aan bod gekomen zijn. Nu de regentijd alweer een tijdje aan de gang is en de rijstvelden om ons heen langzaam onder beginnen te lopen, krijgen we ook wat vaker bezoekers die droge voeten willen houden. Als ze voeten hebben tenminste. Want ook slangen weten ons landje te vinden.
Deze kukri (oligodon fasciolatus) bijvoorbeeld. Hij stak vanmorgen het terras over toen ik met de kruiwagen aankwam. Op de foto lijkt het een flinke jongen, maar hij is nog geen meter lang. Dat vinden we wel meevallen. Hij deed geen moeite om er snel vandoor te gaan, zodat Mieke er op tijd bij was met de camera. Hij gedroeg zich ook niet agressief. Kukri’s blijken ongevaarlijk te zijn, alleen wisten we op het moment dat we hem zagen nog niet dat het een kukri was, dus benaderden we hem voorzichtig. Mieke houdt van alle dieren en trakteerde de slang als dank voor de fotosessie op een paar superwormen. Jaja, dat zijn ook dieren, maar ehhhh, nouja, zoals de Thai zeggen: same same but different. De kukri houdt nu ook van Mieke. Toen ik weg was voor wat boodschappen zocht hij haar op in de keuken. Ook de liefde van de slang gaat door de maag.
Dat bleek ook weer toen we een Indo-Chinese ratslang (ptyas korros) in de volière aantroffen. Die is met zijn 2 meter heel wat ontzagwekkender dan de kukri, maar eveneens ongevaarlijk. We zien ze vaak en het is een van de soorten die we inmiddels wel herkennen (hopen we). De naam verwijst naar zijn favoriete voedsel, en dat is ook de reden waarom we hem hier graag zien. Maar nu was hij dus in de volière, en daar zat hij niet omdat hij vogeltjes zo leuk vindt om te zien. Hij houdt ook van vogeltjes, maar in een andere betekenis dan wij dat doen. Hoe hij binnengekomen was, was ons een raadsel. Zelf wist hij dat ook niet meer, want hij wilde wel voor ons vluchten, maar kon de uitgang niet vinden. Met de slangengrijper hebben we hem toen maar opgepakt en buiten gezet. Nu zijn we bezig met een soort van nooduitgangen in de volière, die we bij een volgend slangenbezoek kunnen openzetten zodat vergeetachtige exemplaren tóch een uitweg vinden.
En dan was er vanmiddag ook nog dit kleintje, waarvan ik de naam niet weet. Hij zat verstopt in de opgerolde tuinslang en ging er als een haas vandoor.
Vervelender bezoek zijn de ratten. Ze zijn hier niet te vermijden. Normaal leven ze in de velden, maar nu zoeken ze de droge plekken op. Eerst vingen we ze in vallen en brachten ze dan naar een bos verderop, of gaven ze aan de buurman die graag rattenvlees eet. Maar ratten leren snel en al snel bleven de vallen leeg. Zonder maatregelen zouden er inmiddels enorme aantallen rond ons huisje bivakkeren, alle vogelnesten leeghalen, stroomdraden doorknagen en hagedissen en andere dieren opeten, dus met frisse tegenzin leggen we toch maar gif neer.
Bij onze rattenbestrijding hebben we hulp van de toekehs. Dat zijn de grootste gecko’s, een hagedissoort. Toekehs lusten wel een babyratje. Moederratten stellen dat niet zo op prijs, dus horen we ’s nachts nog wel eens het gerommel van een gevecht op het zoldertje. Omdat de toekehs ook muggen en andere insecten vangen, zijn ze bij ons zeer welkom. Daar maken ze dankbaar gebruik van; achter een van de kasten vonden we een toekeh-kraamkamer. Een keerzijde heeft dat wel: toekehpoep. Gelukkig doen ze hun behoefte altijd op dezelfde plek. Dus regelmatig even opruimen is geen overbodige actie, want heel fris ruikt het niet en het ziet er niet uit. Gelukkig zit hun kraamkamertoilet vooral onder de kast, zodat we er makkelijk bijkunnen.
Tjiktjaks zijn ook gecko’s, maar dan hele kleine. Vooral ’s avonds zie je ze over de muren en plafonds lopen om de insecten te vangen die op het licht afkomen. Met één tjiktjak heb ik een bijzondere relatie. Hij zit altijd bij me op het bureau als ik op de computer bezig ben. Regelmatig springt hij ook op mijn scherm, waar de insecten vaak voor het grijpen zijn. Dat levert soms grappige beelden op, bijvoorbeeld als hij komt kijken terwijl ik net een foto aan het bewerken ben die ik kort daarvoor van hem gemaakt heb.
Het is verbazingwekkend om te zien wat een knoeperds van insecten ze weten te verorberen. Het kostte wel een tijdje, maar uiteindelijk werd deze krekel helemaal weggewerkt. Zelfs op de reuzesprinkhaan die naast mijn toetsenbord landde werd de aanval ingezet, maar die liet zich niet verschalken.
Buiten is inmiddels Mieke’s droom werkelijkheid geworden. Er zijn blauwkop-prachtagamen (Calotes mystaceus) in de tuin komen wonen. Agamen zijn net als gecko’s een hagedissoort en dit mannetje is echt een beauty. Zijn kop kleurt onder bepaalde omstandigheden fel blauw en die kleur wordt nog eens benadrukt als hij letterlijk een keel opzet. Natuurlijk proberen we hem te paaien met een voerbakje aan de boom dat regelmatig gevuld wordt met lekkernijen.
De hoop is natuurlijk dat hij net zo tam wordt als die andere prachtagame, de calotes versicolor, die in het Nederlands de merkwaardige naam “bloedzuiger” heeft gekregen. Dat heeft hij te danken aan de fel oranjerode kop die hij plotseling, bij opwinding of agressie krijgt, waardoor vroeger gedacht werd dat hij bloed dronk. De Engelse naam “garden lizard” klinkt heel wat vriendelijker en past ook beter. Ze zijn sowieso al niet heel bang voor mensen, maar leg je een paar meelwormen op je hand, dan zijn ze echt niet meer te houden en binnen de kortste keren stappen ze op je hand.
Terwijl ik dit allemaal aan het schrijven ben, komt er een urntjeswesp de kamer binnen. Die heet zo omdat zij daadwerkelijk een mini-urntje metselt, Daarin legt zij een eitje én een insect dat ze verdoofd heeft, zodat het in leven blijft en niet gaat ontbinden. Dan sluit ze de ingang af. Als de larve uitkomt staat het feestmaal dus al klaar. Is hij voldoende op krachten dan opent de jonge wesp het urntje en vliegt uit.
De wesp blijkt haar urntje al bijna klaar te hebben, maar ik zie het nu pas zitten, aan de zijkant van mijn monitor. Ik sta gauw op op mijn camera te pakken, maar als ik die goed heb ingesteld is de wesp alweer verdwenen. Daarom zoek ik even naar een oudere foto die ik al eens gemaakt heb van een urntjeswesp aan het werk. Sneller dan verwacht is ze echter al weer terug, zodat ik toch nog een plaatje kan schieten. Zou een van haar voorouders in het urntje op de schermfoto geboren zijn?
Maar laten we weer naar buiten gaan, want daar speelt de mooiste show zich af. De Indische gapers, een kleine ooievaarssoort, vlucht niet voor de ondergelopen weilanden, maar komt er juist op af. Ze heten zo omdat er een gat gaapt tussen hun twee snavel-delen. Daardoor beschikken ze over precies het goede gereedschap om slakken uit hun huisjes te peuteren. Die slakken zijn in de rijstvelden nu volop te vinden, dus kunnen we dagelijks genieten van soms wel honderden ooievaars die in grote groepen door de lucht cirkelen of in de rijstvelden foerageren.
Zo af en toe hebben we de hoofdprijs. Dan verzamelen de ooievaars massaal in een paar bomen achter ons landje om daar te overnachten. Een spectaculair schouwspel waar we iedere keer weer van genieten.
Hoewel we de ooievaars een warm hart toedragen hebben we ook wel te doen met de slakken, die toch echt wel de underdog zijn in dit verhaal. Dus als er dan eentje bescherming komt zoeken, kan die op ons rekenen en aanschuiven aan, of beter gezegd op tafel om een stuk watermeloen te verorberen.
Is het dan allemaal alleen maar geweldig met al die dieren? Nou, eerlijk gezegd vielen er onlangs wel wat krachttermen toen de termieten, die ware boekenliefhebbers zijn, zich aan een aantal werken in onze boekenkast tegoed hadden gedaan. Dat is toch dierengedrag dat we wat minder kunnen waarderen. Hoewel Mieke vindt dat het een mooie oefening biedt om vergankelijkheid te leren accepteren. Om te voorkomen dat de volledige collectie als termietenpoep zou eindigen hebben we snel de kast leeggehaald en een heuse boekverbranding georganiseerd. Maar niet nadat we een fotoserie van de aangetaste boeken hadden geschoten. Want zeg nu zelf: ze maken er wel kunstwerkjes van. De hele serie kun je bekijken op https://www.flickr.com/photos/miquefrancois/albums/72177720318376983/
Inclusief het ene boekje dat ze niet hadden aangevreten: Insects of Sout East Asia. Termieten zijn niet gek: dat boekje daar staan ze zelf in.
Ujukarin zegt
Mogelijk een tip voor ratten/muizen: heel lang geleden in een boeddhistische woongroep/retraitecentrum worstelden we er ook mee; ze richtten zich natuurlijk vooral op voorraadkamer, keuken en eetzaal. Na veel stemmingen werd de aanschaf van een huiskat verworpen. Compromis werd een ultrasoon-geluid zendertje in de voorraadkamer dat zijn werk heel goed deed. En voor keuken en eetzaal zorgden de muizen en ratten, verrassend hoe goed je ze aan de staart kon grijpen en naar buiten slingeren, ervoor dat we scherp gehouden werden en alle, ja alle, etensresten zo snel mogelijk opruimden (voorraadkamer of klemvaste vuilnisbak).
Met gevouwen handen,