In april/mei verbleven we een maand op Koh Jum, een klein eilandje in Zuid Thailand. De laptop was thuisgebleven, en de blogs werden ouderwets met de pen in het notitieboek geschreven. Het zijn lekker korte verhaaltjes geworden. Vandaag de laatste twee met tussenin een melig gedichtje.
Wereldfietser
Aan het tafeltje achter ons favoriete ontbijttentje aan het strand nestelt zich een Amerikaan. “I came all the way on my bicycle”, horen we hem tegen de uitbater zeggen. Hij vertelt verder over hoe fantastisch het is om de wereld op de fiets te verkennen. Omdat we zelf regelmatig onderdak bieden aan lange-afstandsfietsers, knopen we even een praatje aan. Al snel blijkt dat hij helemaal geen lange-afstandsfietser is, maar uitsluitend het eiland per fiets verkent. Koh Jum is met zijn 18 vierkante kilometer iets minder dan de helft van Schiermonnikoog. Geen wereldprestatie dus, om je daar per fiets te verplaatsen. Toch blijkt zijn prestatie bijzonder. Want buiten onszelf zijn er nauwelijks fietsers te zien. Iedereen verplaatst zich hier met de brommer. Vanuit eilandersperspectief is die Amerikaan dus wel degelijk een lange-afstandsfietser. En zijn wij dat dus ook.
Eden
Heden
op onze velocipeden
naar de zee gereden,
alwaar Mieke lijf en leden
professioneel heeft laten kneden.
Tevreden
over hoe de handen het deden,
met reden
over haar lichaam gleden,
van boven naar beneden
aandacht besteedden,
pijnlijke delen meden.
Ik had stante pede
een terras betreden,
intens tevreden,
dat ik het kneden
had vermeden.
Herrie.
Koh Jum is maar een klein eiland. Een kilometer of 8 lang, en op het breedste punt ongeveer 3 kilometer. Volgens de reisgidsen en online influencers is het nog onontdekt door het toerisme. Dat is op zich al een tegenstrijdigheid, want onontdekte plekken staan niet in reisgidsen of op websites. Bovendien zijn er minstens 20 resorts. De meeste weliswaar heel eenvoudig, maar ze staan er niet voor de lokale bevolking. Op straat kom je ook regelmatig toeristen tegen en op het strand bijna alleen maar. Maar in vergelijking met populaire bestemmingen als Koh Tao of Phuket is het hier inderdaad zo goed als uitgestorven.
Niettemin is het hier een kolereherrie. Althans, voor ons rijstveldbewoners die niks gewend zijn. En dat ligt niet aan de toeristen. Nee, de meeste herrie komt van de bewoners zelf. Je zou verwachten op zo’n klein eiland, dat iedereen zich lopend of per fiets verplaatst, maar zo werkt het hier niet. Net als in de rest van het land pakken de Thai, zelfs voor de kleinste afstanden de brommer of auto. Als Malee, de uitbaatster van ons favoriete restaurantje, iets niet op voorraad heeft, springt ze op haar brommer en rijdt naar het marktje 100 meter verderop. Doordat ze niet de enige is die voor alles de brommer pakt, hoor je de godganse dag de herrie van verkeer. Bij gebrek aan (handhaving van) geluidsnormen is dat ook nog eens onnodig veel herrie.
Zonde van zo’n plek, waar fietsen eigenlijk alleen maar voordelen heeft. Een fiets is veel goedkoper, je bespaart benzine en je hebt lichaamsbeweging. De weg die het noordelijkste bewoonde plekje met het zuidelijkste verbindt is 8,9 kilometer lang. Alleen voor sommige strandjes moet je een stukje verder rijden, maar als je naar het strand gaat heb je daar meestal wel tijd voor. Blijkbaar is de lokroep van de (vermeende) luxe toch zo sterk dat de nadelen voor lief worden genomen.
Iets soortgelijks zien we ook bij het bouwen. Traditioneel wonen Thai in houten huisjes, maar wie een beetje meer geld dan gemiddeld heeft laat dat graag zien. Bijvoorbeeld door een modern, betonnen huis neer te zetten. Tijdens ons verblijf op Koh Jum hebben we kunnen ervaren waarom dat niet zo’n goede ontwikkeling lijkt. De eerste dagen logeerden we in een huisje van steen/beton. Die materialen slaan de warmte van de zon op en houden die heel lang vast, waardoor het dag en nacht snikheet was binnen. Zonder airco was het er zelfs ’s nachts niet uit te houden.
Het houten huisje waar we nu zitten heeft hele dunne wanden van gevlochten bamboe. Het is er binnen net zo warm of koel als buiten. Airco is er uiteraard niet, want de koelte kan niet binnen gehouden worden. Maar met een ventilator, en op het heetst van de dag regelmatig even een paar seconden onder de ‘koude’ douche, redden we het prima.
Malee woonde haar hele leven in een houten huisje, maar doordat haar restaurantje en huisjesverhuur goed liepen, kon ze zich een paar jaar geleden ook zo’n modern betonnen huis veroorloven. De nadelen realiseerde ze zich pas toen ze er eenmaal introk: “So hot inside, cannot sleep”.
Op kleine schaal zien we hier de keerzijde van de technische ontwikkeling, zoals die wereldwijd inmiddels ook onontkoombaar is. Al die brommers op afbetaling, 24 uur per dag afhankelijk van koeling bij stijgende temperaturen en energieprijzen. Allerlei dingen die het leven makkelijker lijken te maken, maar gelukkiger worden we er niet van.
Nou ja, makkelijk praten natuurlijk. Zonder al die ontwikkelingen zaten we hier niet. Wij zijn absoluut een ongeloofwaardige partij om te proberen mensen op andere gedachten te brengen. Maar even filosoferen mag. En het geluid van die brommers went uiteindelijk ook. Op het strand hoor je ze trouwens niet.
Peter C. Hendriks zegt
Heerlijk dat gekneed worden. Ruim 50 jaar geleden liet ik daarvoor wekelijks een oud vrouwtje komen die nog echt wist wat Thaise massage was. Het was een klein half uur pijn lijden waarbij alles uit elkaar gerukt werd en de massage op de rug met de voeten gebeurde. Na afloop was het net of je onder een koude douche vandaan kwam. Een heerlijk behaaglijk gevoel. Latere jaren heb ik nog wel eens een school bezocht waar Thaise massage onderricht werd. Dat oude dametje deed het veel beter. Na betaling gebruikte ze één of ander bruin dopingsgoedje en verdween in de omgeving. Ze was met haar slechte bruine mond en gebit niet om aan te zien. Wat een heerlijk vrouwtje. Zij rust in vrede.