Het wordt me door de strot geperst, dat namaakgeluk, ik krijg kaarten met hulst en een verklede man in een rood pak van mensen die me goede dagen wensen en een goede wisseling en veel geluk en zo.
Ze sturen ze met de beste intentie, zijn naar een winkel gegaan om die dingen te kopen, zochten mijn adres op, schreven de tekst en dan naar de postbus om de goede wens naar mij toe te sturen. Ik krijg ze ook digitaal aangeleverd, maar dat vind ik een beetje gemakkelijk.
Op de radio hoor ik mensen elkaar hele fijne dagen wensen en dan denk ik: waarom hoor ik dat de rest van het jaar niet. Dat zo’n deejay de dag begint met zo’n wens en wat is er zo bijzonder fijn aan de dagen die gaan komen? Ik word steeds somberder.
Al een flinke tijd geleden woonde ik in een provinciestadje, in mijn lieve vertrouwde woning. Vanuit het raam van mijn werkkamer keek ik op de parking van een supermarkt. En altijd rond deze tijd zag ik de mensen met karren vol eten en drinken hun auto naderen. Nee, ik zag geen mensen, ik zag stress, gekochte gezelligheid. Want al dat spul moest ook nog eens worden bereid en tafels gedekt.
Wat was ik blij dat ik niet hoefde te winkelen en alle verzoeken om gezellig ergens te komen eten die dagen af kon wimpelen door te zeggen dat ik een zeer besmettelijke ziekte onder de leden had en de dokter mij had verboden de straat op te gaan. Ik wist toen nog niet van corona. Die twee dagen waren heerlijk, met een eenvoudige maaltijd en het levende konijn Abel op de bank. En de boom die gewoon in het bos bleef staan. Nou ja gewoon, in de bossen van Enschede ben ik eens aangehouden door een boswachter omdat ik een boom-met-kluit na die twee FIJNE DAGEN –die ik toen nog wel beleefde- weer terug wilde plaatsen in de natuur. De werkelijkheid kan bijzonder onrealistisch zijn.
Ik was ooit politieverslaggever en deze tijd, die TWEE DAGEN, bracht veel werk met zich mee. Mensen die de hoop op een beter leven, een beter bestaan, wat geluk, een rustige kalme geest, opgaven. Het kostbaarste opgaven: het leven. Na het rinkelen van de telefoon stond ik dan later later bij een woning, een boerderij, een plek in het bos. Rechercheurs er bij, technische dienst. Meestal was het: ga maar naar huis, Joop, het is geen misdrijf. Alsof het feit dan minder erg is. Had ik daar ook gestaan als die TWEE DAGEN er niet geweest waren. Was de eenzaamheid van die man of vrouw dan niet zo groot geweest? Ik vroeg het me vaak af.
Ik kijk om me heen en zie een wereld die in brand staat. Er heerst een coronapandemie, mensen worden elkaars vijanden. Onschuldigen worden geofferd, verkracht, vermoord, verjaagd. In Nederland wordt door de politiek de democratie de nek omgedraaid. Veel mensen hebben geen geld om rond te komen, zijn eenzaam, ziek, werkloos. En ik ontvang kaartjes met erop een man die ho, ho, ho roept. Ja ho, stoppen met die shit.
Natuurlijk, ik heb in het verleden zelf ook de TWEE DAGEN wel gevierd. Met mijn gezin, met vrienden, met mijn ouders en schoonouders. Het is altijd fijn, met lieve mensen om je heen. Maar dan wel het hele jaar door. Is dat een utopie of een wens?
Het zal in de jaren negentig zijn geweest. Het was de donkere avond van de EERSTE DAG, het was al laat. Ik stond voor mijn huis en keek door het keukenraam naar binnen. Het raam was beslagen door het kookvocht. De boom binnen was in kleur en fonkelde. Mijn kinderen genoten in hun stoelen van de cadeaus. Door die waas zag ik mijn vrouw, de moeder van mijn kinderen, in die keuken, ze leunde op het aanrecht en wist niet dat ik haar zag. Ik ervoer haar berustende wanhoop, de trek op haar gezicht, moeheid. Ik wist dat, als ze zich zou omdraaien, ze weer zou lachen. De TWEE DAGEN, gevat in een beslagen beeld.
Jaap zegt
Mooi verhaal Joop. Ik snap het helemaal.
Maar ik denk ook, de twee dagen dat de mensch in ieder geval probeert om aardig te zijn is ook weer mooi meegenomen, toch?
Dus wens ik je heerlijke twee dagen toe.
Wulf zegt
Ja Joop, ik snap je, het ouder worden veegt veel zogenaamde (kerst)vreugde-schijn weg. We gaan het geheel in relatie tot alles aanschouwen. Wat ik wel fijn vind is met het oud(er) worden dat we de schijn niet meer nodig hebben.
Pauline zegt
Oh, wat herken ik mijn eigen beleving in deze tekst! Steeds meer aversie gekregen tegen het zogenaamde ‘gezelligste’ feest van het jaar met zijn opgeklopte gedoe.
Vanochtend ontbeten met stuk (gekregen) kerstkrans, 10.000 stappen gezet in bos en zon, nu boekje lezen en straks zakje verse kaasfondue van de markt met pide van de Turkse bakker.
Mijn tante schreef in 1981 onderstaand gedichtje in Klokkenklank (kerkblad):
Iemand zei me
Kerstmis is een wreed festijn
Want vele mensen zitten
Heel gezellig
Rond het kerstkonijn
Maar wie alleen is
Wordt met nadruk
Op de eenzaamheid gewezen
Al staat er honderd maal te lezen
Dat er welbehagen
In uw ziel te kruipen staat
Ik weet niet zeker
Of dat overal zo gaat
Familie vrienden
Reik uw welgevulde hand
Naar alle malle mensen
Van de overkant
Met kerstmis
Of
Zoals het volgens christus hoort
In januari
Februari
Enzovoort
FIJNE DAG NOG, zoals dat tegenwoordig IEDERE DAG wel een paar keer tegen je gezegd wordt.
Bert Dorrestijn zegt
Wát een prachtig stukje tekst dit! Dank je wel Joop!